Zoek de werkwoorden
1 / 11
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Zoek het werkwoord:
Ik kijk elke dag een filmpje op mijn computer.
Ik kijk elke dag een filmpje op mijn computer.
A
Ik
B
dag
C
kijk
D
filmpje
Slide 3 - Quizvraag
De juf zette de computer aan.
A
zette
B
De juf
C
computer
D
aan
Slide 4 - Quizvraag
Ik lachte nooit om zijn flauwe grappen.
A
grappen
B
flauwe
C
lachte
D
Ik
Slide 5 - Quizvraag
Hij heeft steeds door de les gepraat!
A
steeds gepraat
B
heeft gepraat
C
heeft les
D
heeft
Slide 6 - Quizvraag
Max is een gezellige jongen.
A
is
B
Max
C
jongen
D
gezellige
Slide 7 - Quizvraag
Fleur heeft mooi blond haar.
A
Fleur
B
heeft
C
blond
D
er staat geen werkwoord in deze zin
Slide 8 - Quizvraag
Hij heeft zijn vingers aan de kaars gebrand.
A
heeft gebrand
B
kaars gebrand
C
heeft
D
vingers
Slide 9 - Quizvraag
Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
zeeland
B
blauw
C
computer
D
zonnebloem
Slide 10 - Quizvraag
Welke woorden zijn werkwoorden?
A
boek, schrift, vakantie
B
huilen, dansen, spelen
C
bouwvakker, lasser, timmerman
D
de, het, een
