Dictee alfa A 4.1 en alfa B 4.1

Alfa B
De sterren
de museum
 de huizen
de brugen
de trams
de havns

Nederland
De scholries
1 / 29
volgende
Slide 1: Sleepvraag
ISKVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Alfa B
De sterren
de museum
 de huizen
de brugen
de trams
de havns

Nederland
De scholries

Slide 1 - Sleepvraag

Alfa A
De poep
de sneop
de poes
de hond
raar
naat
zuot
ik zie

Slide 2 - Sleepvraag

Vul het goede woord in:
Wij ............. naar Den Haag
Alfa B

Slide 3 - Open vraag

Vul het goede woord in:
Een .............. met een tas.
Alfa A

Slide 4 - Open vraag

Vul het goede woord in.
Ik ben in een .....................
Alfa B

Slide 5 - Open vraag

Vul het goede woord in:
Mijn zus eet ............
Alfa A

Slide 6 - Open vraag

Vul het goede woord in.
Ik ga op .....................
Alfa B

Slide 7 - Open vraag

Vul het goede woord in.
Een man met een ...........
Alfa A

Slide 8 - Open vraag

Vul het goede woord in.
Wij zien de ..................
Alfa B

Slide 9 - Open vraag

Maak het woord van de letters:
ed rbgguen
Alfa B

Slide 10 - Open vraag

Maak het woord van de letters:
uuzr
Alfa A

Slide 11 - Open vraag

Maak het woord van de letters:
ed grpeo
Alfa B

Slide 12 - Open vraag

Maak het woord van de letters:
ed vrwou
Alfa A

Slide 13 - Open vraag

Maak het woord van de letters:
ez svreoppnt czhi
Alfa B

Slide 14 - Open vraag

Maak het woord van de letters:
tna
Alfa A

Slide 15 - Open vraag

Maak het woord van de letters:
rstee
Alfa B

Slide 16 - Open vraag

Maak het woord van de letters:
ki eiz
Alfa A

Slide 17 - Open vraag

Wat is dit?
Alfa B

Slide 18 - Open vraag

Wat is dit?
Alfa A

Slide 19 - Open vraag

Wat doet hij?
Alfa B

Slide 20 - Open vraag

Wat is dit?
Alfa A

Slide 21 - Open vraag

Wat is dit?
Alfa B

Slide 22 - Open vraag

Wat is dit?
Alfa A

Slide 23 - Open vraag

Typ dictee woorden
Alfa B

Slide 24 - Woordweb

Typ dictee woorden
Alfa A

Slide 25 - Woordweb

Welk woorden zijn goed?
Alfa B
A
wij ginen, de trenen
B
Wij gingen, de treinen
C
wij giengen, de trienen
D
wij gingn, de treinn

Slide 26 - Quizvraag

Welke woorden zijn goed?
Alfa A
A
fies, ik zien
B
veis, ik zei
C
vies, ik zie
D
ves, ik ze

Slide 27 - Quizvraag

Welke woorden zijn goed?
Alfa B
A
wei maakten, ze verstopppen zig
B
we makten, ze verstopen zich
C
We maakten, ze verstoppen zich
D
We maaken, ze verstooppen zig

Slide 28 - Quizvraag

Welk woorden zijn goed
Alfa A
A
Zuot, zuir, zeot
B
Zout, zuur en zoet
C
Zot, zur en zot
D
Zuut, zoer en soet

Slide 29 - Quizvraag