- Je kent de cijfers in het Spaans tot een miljoen
- Je kent het verschil tussen SER en ESTAR in het Spaans
- Je kent het bijvoeglijk naamwoord
en kunt dit gebruiken in een zin
- Je kunt een persoon omschrijven
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMBOStudiejaar 1
In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 100 min
Onderdelen in deze les
Week 46
- Je kent de cijfers in het Spaans tot een miljoen
- Je kent het verschil tussen SER en ESTAR in het Spaans
- Je kent het bijvoeglijk naamwoord
en kunt dit gebruiken in een zin
- Je kunt een persoon omschrijven
Slide 1 - Tekstslide
Opdrachten week 46
Maken:
MP H3
WB 4 t/m 11 (pag 31-33)
Leren:
woordenlijst H3 p. 168 t/m 7
Slide 2 - Tekstslide
MP TB pag 33 tarea 3b
Slide 3 - Tekstslide
MP TB p. 33
3c. Lees de zinnen van 3b en markeer de vormen van ser. Markeer met een andere kleur de vormen van estar.
Slide 4 - Tekstslide
Estar
Estar wordt gebruikt bij plaatsbepalingen. Bijv. ik ben in Nederland. Eigenlijk zeg je dan, ik bevind mij in Nederland. Zodra je het werkwoord 'zijn' kan vervangen door 'bevinden' dan weet je dat je estar moet gebrijken.
Bijv. ik ben op school - ik bevind mij op school.
Slide 5 - Tekstslide
MP TB p. 34
5a Trabajo en familia. In restaurant Arzak werkt Juan Mari Arzak samen met zijn dochter. Lees de beschrijvingen en schrijf eronder over wie ze gaan.
Slide 6 - Tekstslide
Juan Mari
Slide 7 - Woordweb
Elena
Slide 8 - Woordweb
Slide 9 - Video
El adjetivo - het bijvoeglijk naamwoord
Zegt iets over een zelfstandig naamwoord
Staat (bijna) altijd ná het zelfstandig naamwoord
Past zich aan in geslacht (mannelijk / vrouwelijk)
Past zich aan in getal (enkelvoud / meervoud)
Slide 10 - Tekstslide
El adjetivo - het bijvoeglijk naamwoord
Mannelijke woorden
eindigen op -o, -or of -ema, -ama, -oma
El chico, el señor, el problema, el programa, el idioma
Vrouwelijke woorden
eindigen op -a,-ción of -sión, -dad of -tad
La señora, la profesión, la ciudad
Slide 11 - Tekstslide
El adjetivo - het bijvoeglijk naamwoord
Woorden die eindigen op -o
El chico guapo Los chicos guapos
La chica guapa Las chicas guapas
m
v
ev
-o
-a
mv
-os
-as
Slide 12 - Tekstslide
El adjetivo - het bijvoeglijk naamwoord
Woorden die eindigen op -e of -a
El chico inteligente Los chicos inteligentes
La chica inteligente Las chicas inteligentes
NB : Los pantalones naranja / Las flores violeta
m
v
ev
-
-
mv
-s
-s
Slide 13 - Tekstslide
El adjetivo - het bijvoeglijk naamwoord
Woorden die eindigen op een medeklinker
El hermano menor Los hermanos menores
La hermana menor Las hermanas menores
m
v
ev
-
-
mv
-es
-es
Slide 14 - Tekstslide
El adjetivo - het bijvoeglijk naamwoord
Overige:
woorden op -or
trabajador - trabajadora
El chico trabajador Los chicos trabajadores
La chica trabajadora Las chicas trabajadoras
Slide 15 - Tekstslide
TB tarea 5d
Slide 16 - Tekstslide
MP TB p. 35
6 Carácter y aspecto
Schrijf boven de rijtjes of ze over uiterlijk of karakter gaan.
Zoek daarna in de woorden onder de rijtjes het tegenovergestelde.
Slide 17 - Tekstslide
WB p.33 tarea 10
Slide 18 - Tekstslide
WB p. 32 tarea 9
Slide 19 - Tekstslide
TB Tarea 7
Omschrijf een bekend persoon en gebruik daarvoor ongeveer 8 bijvoeglijke naamwoorden.
Voorbeeld
Es un hombre muy deportista. Tiene la nacionalidad española. Vive en Mallorca. Es un tenista famoso y muy popular. Es muy alto y moreno. Su mujer no es famosa pero es muy guapa, es morena y delgada.