Taalklanken/ Fonologie

Foniek
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Foniek

Slide 1 - Tekstslide

sonant, consonant
In de taalkunde wordt een klinker een sonant genoemd (sonant komt van het Latijnse sonans, wat klinken betekent). Een medeklinker is een consonant (‘con’ betekent ‘met’ dus
letterlijk de letter die met de klinker mee komt).

Slide 2 - Tekstslide

Foniek = klankenleer
Fonetiek =internationaal        Fonologie=taalgebonden

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat gebeurt er als je een klinker uitspreekt?
A
De lucht gaat ongehinderd door de keelholte, mond/neusholte.
B
De lucht wordt gehinderd in de keelholte, mond/neusholte.

Slide 5 - Quizvraag

Het beschrijven van klinkers
Klinkers worden meestal beschreven aan de hand van drie kenmerken:

  • Hoe hoog of laag is de tong?
  • Ligt de tong meer voor of meer achter in de mond?
  • Zijn de lippen gerond of gespreid?

Slide 6 - Tekstslide

De stippellijn geeft de ronding aan: links staan de geronde, rechts de
ongeronde klinkers. De voorklinkers heten ook wel palatale vocalen, de
andere velare.

Slide 7 - Tekstslide

Het beschrijven van medeklinkers
Bij medeklinkers is er sprake van een “versperring”van de luchtstroom.
Fonetici gebruiken drie kenmerken om medeklinkers van elkaar te onderscheiden:
  • Plaats van articulatie: Waar wordt de versperring gemaakt?
  • Manier van articulatie: Hoe wordt de versperring gemaakt?
  • Stemhebbendheid: Trillen de stembanden bij het maken van de klank?

Slide 8 - Tekstslide

Plaats van articulatie
  • Bilabialen worden met beide lippen gemaakt.
  • Labiodentalen worden met de onderlip tegen de voortanden gemaakt.
  • Alveolairen worden met de tong tegen de tandkas gemaakt.
  • Palatalen worden met de tong tegen het harde verhemelte gemaakt.
  • Velairen worden met de tong tegen het zachte verhemelte gemaakt.
  • Uvulaire klanken worden met de tong tegen de huig gemaakt.
  • Glottale klanken worden met de stembanden gemaakt.

Slide 9 - Tekstslide

Manier van articulatie
Bij plofklanken of plosieven wordt de lucht even volledig versperd, en dan losgelaten.
Bij wrijfklanken of fricatieven wordt de lucht door een nauwe opening geperst.
Bij nasale klanken wordt de luchtstroom volledig versperd in de mond, maar ontsnapt lucht door de neus.
Bij trilklanken wordt een articulator aan het trillen gebracht door de luchtstroom.
Bij laterale klanken ontsnapt lucht langs de zijkanten van de tong.
Bij glijklanken (ook halfklinkers of approximanten) is de versperring zeer gering.

Slide 10 - Tekstslide

Stemhebbendheid
Klanken die alleen verschillen in stemhebbendheid zijn bijvoorbeeld de eerste klanken van:

pot (stemloos) versus bot (stemhebbend)
Tom (stemloos) versus dom (stemhebbend)
Soep (stemloos) versus zoek (stemhebbend)

Slide 11 - Tekstslide

Het beschrijven van medeklinkers
Bij medeklinkers is er sprake van een “versperring”van de luchtstroom.
Fonetici gebruiken drie kenmerken om medeklinkers van elkaar te onderscheiden:
Plaats van articulatie: Waar wordt de versperring gemaakt?
Manier van articulatie: Hoe wordt de versperring gemaakt?
Stemhebbendheid: Trillen de stembanden bij het maken van de klank?

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Plaats van articlatie: quiz

Slide 14 - Tekstslide

worden met beide lippen gemaakt.
A
Uvulaire
B
Bilabialen
C
Velairen
D
Labiodentalen

Slide 15 - Quizvraag

klanken worden met de tong tegen de huig gemaakt.
A
Glottale
B
Palatalen
C
Alveolairen
D
Uvulaire

Slide 16 - Quizvraag

klanken worden met de stembanden gemaakt.
A
Glottale
B
Uvulaire
C
Bilabialen
D
Velairen

Slide 17 - Quizvraag

worden met de tong tegen het zachte verhemelte gemaakt.
A
Glottale
B
Uvulaire
C
Velairen
D
Alveolairen

Slide 18 - Quizvraag

worden met de tong tegen het harde verhemelte gemaakt.
A
Alveolairen
B
Labiodentalen
C
Palatalen
D
Bilabialen

Slide 19 - Quizvraag

worden met de tong tegen de tandkas gemaakt.
A
Alveolairen
B
Labiodentalen
C
Bilabialen
D
Glottale

Slide 20 - Quizvraag

worden met de onderlip tegen de voortanden gemaakt.
A
Velairen
B
Labiodentalen
C
Uvulaire
D
Bilabialen

Slide 21 - Quizvraag

Manier van articulatie

Slide 22 - Tekstslide

Er ontsnapt lucht langs de zijkanten van de tong.
A
plofklanken of plosieven
B
nasale klanken
C
laterale klanken
D
rijfklanken of fricatieven

Slide 23 - Quizvraag

Een articulator wordt aan het trillen gebracht door de luchtstroom.
A
trilklanken
B
rijfklanken of fricatieven
C
glijklanken
D
plofklanken of plosieven

Slide 24 - Quizvraag

De luchtstroom wordt volledig versperd in de mond, maar er ontsnapt lucht door de neus.
A
glijklanken
B
laterale klanken
C
rijfklanken of fricatieven
D
nasale klanken

Slide 25 - Quizvraag

De lucht wordt door een nauwe opening geperst.
A
glijklanken
B
rijfklanken of fricatieven
C
plofklanken of plosieven
D
trilklanken

Slide 26 - Quizvraag

De lucht wordt even volledig versperd, en dan losgelaten.
A
plofklanken of plosieven
B
glijklanken
C
nasale klanken
D
laterale klanken

Slide 27 - Quizvraag

Assimilatie

Slide 28 - Tekstslide

Wat is assimilatie?
De klanken oefenen invloed op elkaar uit; twee op elkaar volgende occlusieven en
spiranten zijn bij natuurlijke uitspraak beide stemloos of beide stemhebbend.

Slide 29 - Tekstslide

Daarbij worden onderscheiden de inwendige assimilatie - de verandering
in een woord - en de uitwendige assimilatie of sandhi, de veranderingen van naast
elkaar staande woorden door wederzijdse aanpassing.

Slide 30 - Tekstslide

Een
klank kan de stemkwaliteit en zelfs de articulatieplaats van een naburige klank
overnemen. Men noemt zo'n wijziging onder invloed van een andere klank
assimilatie. 

Slide 31 - Tekstslide

a. Assimilatie van stem (akoestische assimilatie).

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

1. Stemloze explosief + stemhebbende spirant: opvarenden [opfa:rəndə]; kopzorgen
[kɔpsɔrγə]; op gelei [opʃəlɛi]; opgeven [opxe.və]; uitvinden [Λütfιndə]; dat zie ik [dαt218
si(j)ιk; je moet je niet generen ([...nit ʃəne:rə]; uitgave [Λütxa.və]; dijkvoet [dɛikfut];
dikzak [dιksαk]; dat zijn ook genieën [o.k ʃəni(j)ə]; ik ga [ιk xa.].
De explosief overheerst.

Slide 34 - Tekstslide

2. Stemloze spirant + stemhebbende explosief: afbinden [αvbιndə]; snuifdoos
[snΛüvdo:s]; 't was best [twαzbɛst]; neusdoek [nö.zduk]; huiswerk [hΛüzwɛrk];
dagwerk [dαγwɛrk]. De explosief overheerst.
opmerking. Korte, dikwijls zwak beklemtoonde woorden als de, deze, die, dat, dan,
daar, dus worden wel verscherpt: Dat die man zo dom is [dαti...]; wat is dat [wαtιstαt];
wat dan nog [wαtαnɔx].

Slide 35 - Tekstslide

3. Stemloze explosief + stemhebbende explosief: opbod [òbɔt]; opdoen [òbdun];
uitdoen [Λüdun]; bakboord [bαgbo:rt]; ik ben [ιgbɛn]; het hek draait [thɛgdra.it].
De stemhebbende overheerst.

Slide 36 - Tekstslide

4. Stemloze spirant + stemhebbende spirant: afvegen [afe.γə]; afzien [afsin]; Jaap of
George [... ɔfʃɔrʒə]; leef gelukkig] [le.fxəlΛkəx]; 't is verloren [tιsfərlo:rə]; waszak
[wαsαk]; 't was geˆnant [twαʃɛ:nαnt]; het asvat [ətαsfαt].
De stemloze overweegt.

Slide 37 - Tekstslide

5. Staat een stemloze spirant vóór een klinker of vóór een m, n, l of r, dan wordt hij
stemhebbend: lees eens [le.zəs]; ik lag ook [ιklαγo.k]; lees maar [le.zma:r]; wees niet
dom [we.znidòm]; oog om oog [o.γòmo.x]; losraken [lɔzra.kə]. In het Limburgs
gedraagt de stemloze explosief zich overeenkomstig: de trap op [dətrαbòp]

Slide 38 - Tekstslide

b. Assimilatie van plaats

Slide 39 - Tekstslide

Een nasaal krijgt de articulatieplaats van de volgende consonant

Slide 40 - Tekstslide

inmaken [ιma.kə],
inpakken [ιmpαkə], inboeten [ιmbutə], onbepaald [òmbəpa.lt], ingang [ιŋγαŋ], inkopen
[ιŋko.pə], kun je [kΛñə], aan je dokter [a.ñədɔktər], toen ging het [tuŋγιŋət]

Slide 41 - Tekstslide

Met syncope bedoelen we het uitvallen van klanken in het midden van het woord.

Slide 42 - Tekstslide

Zo
spreekt men de t gewoonlijk niet uit in: postbode [pɔzbo.də], kostschool [kɔsxol.l],
hoofdstad [ho.fstαt], achtste [αxstə], lichtste [lιxstə]; kerstdag [kɛrsdαx] of [kerzdαx];
kastje [kαʃə], nestje [nɛʃə], nachtje [nαxjə], lichtje [lιxjə], hoofdje [ho.fjə]

Slide 43 - Tekstslide

Voortschrijdende of progressieve en
terugwerkende of regressieve assimilatie.

Slide 44 - Tekstslide

Al naar gelang de assimilatie een gevolg is van de invloed van een voorafgaande klank of van een volgende, onderscheiden we voortschrijdende of progressieve en terugwerkende of regressieve assimilatie

Slide 45 - Tekstslide