Spreken, kijken en luisteren blok 2

Spreken, kijken en luisteren blok 2
Op je tafel:
boek 
schrift
etui
laptop

Denk aan de 3 minuten regel
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1,2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Spreken, kijken en luisteren blok 2
Op je tafel:
boek 
schrift
etui
laptop

Denk aan de 3 minuten regel

Slide 1 - Tekstslide

Pak je planagenda
Huiswerk: Spreken, kijken en luisteren blok 2

BBL: opdrachten: 27 t/m 31
KBL: opdrachten: 34 t/m 39 en 41 en 42
TL: opdrachten: 

Slide 2 - Tekstslide

Doelen BBL
Kan je het onderwerp van verschillende programma's benoemen.
Kun je aangeven voor welk publiek verschillende programma's zijn bedoeld.
Herken je figuurlijke taal
Kan je achter een betekenis van moeilijke woorden komen.

Slide 3 - Tekstslide

Doelen KBL

Slide 4 - Tekstslide

Doelen TL

Slide 5 - Tekstslide

Welke programma's kijk je op de tv/laptop?

Slide 6 - Open vraag

Soorten programma's
  • Er zijn verschillende soorten programma's op tv die je kan bekijken.
  • Die programma's hebben ook een doel.
  • Doelen van programma's zijn:
  1. Informeren: de kijker iets nieuws laten weten. De spreker geeft alleen informatie, geen uitleg.
  2. Overhalen: de spreker wil de kijker overhalen om iets te gaan doen.
  3. Amuseren: de spreker wil de luisteraar vermaken, plezier geven.

Slide 7 - Tekstslide

Soorten programma's
                                  soort                                          Voorbeeld
Informeren: Nieuwsuitzending                      Journaal, EenVandaag, Jeugdjournaal
Overhalen: Aansporende programma        Nationale televisieactie voor slachtoffers van een ramp
Amuseren: Soapserie, film, reality serie    Goede tijden, slechte rijden, James Bond, The Voice

Slide 8 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een informerende programma's?

Slide 9 - Open vraag

Onderwerp programma's
Televisieprogramma's en filmpjes hebben ook een onderwerp.
Soms moet je een samenvatting maken van een fragment:

Slide 10 - Tekstslide

Stappenplan
  • Je leest het woord dat je niet kent
  • Lees een stukje terug of verder en kijk of het woord wordt uitgelegd.
  • Kijk naar bekende stukjes in het woord
  • Kijk naar de plaatjes bij de tekst
  • Vraag de betekenis of zoek de betekenis op in het woordenboek

Slide 11 - Tekstslide

Welke stappen kan je maken bij het stappenplan moeilijke woorden?

Slide 12 - Open vraag

Woordenboek: zoekwoorden
  • Boven aan de badzijde in een woordenboek staan twee of vier opvallende woorden.
  • De opvallende woorden noem je zoekwoorden
  • Het eerste zoekwoord is het eerste woord dat op die bladzijde staat.
  • Het tweede zoekwoord is het laaste woord die op de bladzijde staat. 

Slide 13 - Tekstslide

Wat zijn zoekwoorden?

Slide 14 - Open vraag

Waar vind je de zoekwoorden?

Slide 15 - Open vraag

BBL aan de slag

Slide 16 - Tekstslide

Voorvoegsels

  • On- = niet
  • Wan = slecht(e)
  • her- =Opnieuw
  • Neo- = nieuw
  • Mono- = aleen/een
  • Anti- = tegen

Slide 17 - Tekstslide

Achtervoegsels
  • -achtig = een beetje als
  • -baar = je kunt het
  • -loos = zonder
  • -rijk = met veel

Slide 18 - Tekstslide

KBL aan de slag 

Slide 19 - Tekstslide

Antoniemen
  • Een antonimen is een woord met een tegengestelde betekenis.
  • Voorbeeld= warm  is het antoniem van koud, licht is het antoniem van donker en lief is het antoniem van gemeen.
  • Sommige antoniemen lijken op elkaar, maar zijn elkaars tegengestelden door het voorvoegsel:
  • Voorbeeld= betrouwbaar-onbetrouwbaar, direct-indirect

Slide 20 - Tekstslide

Wat is het antoniem van hoog?

Slide 21 - Open vraag

Beeldtaal
  • Beeldtaal= zonder woorden iets duidelijk maken. 
  • Je gebruikt een plaatje.
  • De p op een bord staat voor parkeren
  • De gele M is van Mac Donalds
  • Een bord met 
  • Een fiets met een rode lijn er door= verboden te fietsen

Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag TL

t

Slide 23 - Tekstslide

Wat heb ik vandaag geleerd?

Slide 24 - Tekstslide