Ik ken de definitie van de dikgedrukte woorden (R)
Ik kan uitleggen wat de oorzaken en de gevolgen zijn van het ontstaan van een duale economie (T1)
Ik kan uitleggen hoe de beroepsbevolking, welvaart en de verdeling daarvan zich ontwikkeld heeft in Zuid-Amerika (T2)
Ik kan de armoede/welvaart situatie in Zuid-Amerika vergelijken met de situatie in Nederland (I)