15-1Blok 5 Grammatica Vr aanw betr onbep vnw

Welkom bij Nederlands!

Heb je je pen, boek & schrift erbij?

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!

Heb je je pen, boek & schrift erbij?

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Info
  • Uitleg Blok 5 Grammatica
  • Werken
  • Vragen?
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide



Info
Vandaag geef ik uitleg over Grammatica van Blok 5.
Dit keer gaat het om woordsoorten.

Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 3 - Tekstslide

Doel


- Je kunt uitleggen wat het aanwijzend, vragend, betrekkelijk en onbepaald voornaamwoord is.

- Je kunt verschillende woordsoorten in de zin benoemen.

Slide 4 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord


- wijst een mens, dier of ding aan

- deze, die, dit, dat, zulke, zo'n, dergelijke, zelf, hetzelfde, dezelfde

- kan voor een zelfstandig naamwoord staan, maar ook alleen

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld:


Ik hou niet van die grapjes.

Weet jij wie zo'n prachtige foto aan de muur heeft hangen?

Zulke opmerkingen ben ik niet van je gewend.

Slide 6 - Tekstslide

Vragend voornaamwoord


- staan meestal aan het begin van een vraag

- wie, wat, welke, wat voor (een)


- let op: wie en wat zijn geen vragend voornaamwoord als ze terugwijzen naar een eerdergenoemd woord

- waar, waarheen, wanneer, hoe zijn geen vragende voornaamwoorden

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld:


Wie van jullie wil even boodschappen doen?

Wat heb jij gisteren gedaan?

Naar welke film heb je gisteren gekeken?

Slide 8 - Tekstslide

Even oefenen
30 seconden per vraag!
Welke woordsoort is het?

Slide 9 - Tekstslide

Deze fiets vind ik mooier.

Deze = ?
A
Vragend voornaamwoord
B
Aanwijzend voornaamwoord
C
Ander voornaamwoord

Slide 10 - Quizvraag

Wie is daar aan de deur?

Wie = ?
A
Vragend voornaamwoord
B
Aanwijzend voornaamwoord
C
Ander voornaamwoord

Slide 11 - Quizvraag

Die lieve oma ook altijd!

Die = ?
A
Vragend voornaamwoord
B
Aanwijzend voornaamwoord
C
Ander voornaamwoord

Slide 12 - Quizvraag

Betrekkelijk voornaamwoord (betr. vnw.)

Slide 13 - Tekstslide

Onbepaald voornaamwoord (onbep. vnw.)

Slide 14 - Tekstslide

Even oefenen
Schrijf alle woorden op die bij de woordsoort horen die erboven staat.
Zit er geen in? Dan schrijf je 'geen'.

Slide 15 - Tekstslide

Betrekkelijk vnw:
De man, die daar loopt, is mijn leraar.

Slide 16 - Open vraag

Onbepaald vnw:
De man, die daar loopt, is mijn leraar.

Slide 17 - Open vraag

Onbepaald vnw:
Het vriest buiten twintig graden.

Slide 18 - Open vraag

Aanwijzend vnw:
Het vriest buiten twintig graden.

Slide 19 - Open vraag

Betrekkelijk vnw:
Het huis dat je daar ziet, is van een miljonair.

Slide 20 - Open vraag

Wat vind je nog het lastigste?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
betrekkelijk voornaamwoord

Slide 21 - Quizvraag



Aan de slag!
Je werkt verder waar je was gebleven.
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 22 - Tekstslide

Doel vmbo-t


- Je kunt uitleggen wat het aanwijzend, vragend, betrekkelijk en onbepaald voornaamwoord is.

- Je kunt verschillende woordsoorten in de zin benoemen.

Slide 23 - Tekstslide