In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Grammatica woordsoorten
De woordsoorten "wie, wat, die en dat
Slide 1 - Tekstslide
Doel
Aan het eind van deze les weet je wat vragende, aanwijzend, betrekkelijke, onbepaalde voornaamwoorden zijn en hoe je deze kan herkennen .
Slide 2 - Tekstslide
Wat weet je nog?
Herhaling woordsoorten
- vragend voornaamwoord
- betrekkelijk voornaamwoord
- onbepaald voornaamwoord
- onbepaald hoofdtelwoord
Slide 3 - Tekstslide
Ik kan me NIETS meer herinneren.
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
onbepaald hoofdtelwoord
Slide 4 - Quizvraag
WIE van jullie heeft al geleerd voor de toetsweek?
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
onbepaald hoofdtelwoord
Slide 5 - Quizvraag
Het meisje DAT hem heeft geholpen, ken ik niet.
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
onbepaald hoofdtelwoord
Slide 6 - Quizvraag
SOMMIGE van jullie hebben al geleerd voor de toetsweek.
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
onbepaald hoofdtelwoord
Slide 7 - Quizvraag
Theorie
Slide 8 - Tekstslide
Vragend voornaamwoord
Het vragend voornaamwoord verwijst naar personen of dingen die ergens naar 'vragen'. De vragende voornaamwoorden zijn: wie, wiens, wat, wat voor (een), welk en welke
Wat hebben jullie in de vakantie gedaan? Wie woont er in dat huis op de hoek van de straat? Ik weet niet meer welk boek ik heb uitgeleend.
Slide 9 - Tekstslide
Betrekkelijk voornaamwoord
Een betrekkelijk voornaamwoord wijst terug naar een woord dat eerder genoemd is. De bekendste betr. vnw'en zijn die, dat, wie en wat.
Soms kun je wie en wat vervangen door degene die of datgene wat.
De mandie daar loopt, draagt een hoed.
Heb jij ietswat ik kan gebruiken?
Laat mij eens zien wat (datgene dat) je onder je tafeltje verbergt.
Slide 10 - Tekstslide
Onbepaald voornaamwoord
Een onbepaald voornaamwoord is alles, (n)iets, iedereen, alle(n), (n)iemand, men(igeen), het, (zo)iets, elk(e), ieder(e), menig(e), ene, (een) zekere, ander(e), vele(n), wat. Het is een woord dat verwijst naar een persoon of zaak die niet bepaald is. Je kunt dit voornaamwoord ook zelfstandig gebruiken, dus zonder dat er een zelfstandig naamwoord achter staat.
Heeft iedereen nog wat moois gekocht op vakantie?
Dit is alles wat men heeft meegenomen.
Slide 11 - Tekstslide
Wat is 'wat' of die of dat ?
Vragend voornaamwoord: begin van een vragende zin
Ik kan niet bedenken wat de beste manier is om te leren.
Betrekkelijk voornaamwoord:verwijst terug of vervangen door'datgene wat'
Alles wat ik voor je gedaan heb, deed ik met plezier. (betr. vnw) Wat zij laatst heeft verteld, moet je niet geloven. (betr. vnw m.i.a.)
Onbepaald voornaamwoord: vervangbaar door 'iets'
Heb jij laatst nog wat leuks gezien op tv?
Aanwijzend voornaamwoord: kun je vervangen door "deze" of "dit".
Vraag Ellen even of ze die cadeaus even wil aannemen.
Slide 12 - Tekstslide
Begrijp je het?
Slide 13 - Tekstslide
Ik weet niet WAT de oplossing is.
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
onbepaald hoofdtelwoord
Slide 14 - Quizvraag
Moet jij mij WAT vertellen?
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
onbepaald hoofdtelwoord
Slide 15 - Quizvraag
Kan je mij WAT bijschenken?
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
onbepaald hoofdtelwoord
Slide 16 - Quizvraag
WAT heb je in het weekend gedaan?
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
onbepaald hoofdtelwoord
Slide 17 - Quizvraag
Heb jij nog WAT kleingeld over?
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
onbepaald hoofdtelwoord
Slide 18 - Quizvraag
WIE van jullie gaat er naar dat toneelstuk, dat in de Stadsschouwburg speelt?
A
aanw vnw
B
betr vnw
C
vrgnd vnw
D
onbep vnw
Slide 19 - Quizvraag
Wie van jullie gaat er naar DAT toneelstuk, dat in de Stadsschouwburg speelt?
A
aanw vnw
B
betr vnw
C
vrgnd vnw
D
onbep vnw
Slide 20 - Quizvraag
Wie van jullie gaat er naar dat toneelstuk, DAT in de Stadsschouwburg speelt?
A
aanw vnw
B
betr vnw
C
vrgnd vnw
D
onbep vnw
Slide 21 - Quizvraag
Hoe heet DIE jongen ook alweer, die je in zo'n theater in Parijs hebt ontmoet?
A
aanw vnw
B
betr vnw
C
vrgnd vnw
D
onbep vnw
Slide 22 - Quizvraag
Hoe heet die jongen ook alweer, DIE je in zo'n theater in Parijs hebt ontmoet?
A
aanw vnw
B
betr vnw
C
vrgnd vnw
D
onbep vnw
Slide 23 - Quizvraag
WAT was de beste oplossing voor dit probleem? Alles wat je maar kon bedenken.
A
vrgnd vnw
B
betr vnw
C
onbep vnw
D
onbep vnw
Slide 24 - Quizvraag
Voor mijn verjaardag heb ik van ALLES wat gekregen wat ik graag wilde hebben.
A
vrgnd vnw
B
betr vnw
C
onbep vnw
D
onbep htw
Slide 25 - Quizvraag
Huiswerk
bl. 116: 5 en bl. 121: 3 en 4 (1 t/m 8) , foto van huiswerk in volgende sheets plaatsen.
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.