14-1 Blok 5 Grammatica Vr aanw betr onbep vnw

Welkom bij Nederlands!

Heb je je pen, boek & schrift erbij?

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!

Heb je je pen, boek & schrift erbij?

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Info
  • Uitleg Blok 5 Grammatica
  • Werken
  • Vragen?
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide



Info
Vandaag geef ik uitleg over Grammatica van Blok 5.
Dit keer gaat het om woordsoorten.

Ik splits de uitleg omdat het over heel verschillende onderwerpen gaat.
Havo/vwo gaat zelfstandig aan de slag.
Huiswerk = Blok 5, Gram, opdr. 1, 2, 3 (alleen vr. 1 & 2), 5, 6, 7, 9 & 10.
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 3 - Tekstslide



Aan de slag!
Vmbo-t kan lekker zelf verder werken.
Vragen? Ik hoor het graag!
Havo/vwo krijgt nu uitleg.

Huiswerk: 
vmbo-t: Blok 5, Grammatica, pag. 216, opdr. 1, 4, 6, 7 & 8
Succes!
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 4 - Tekstslide

Doel vmbo-t


- Je kunt uitleggen wat het aanwijzend, vragend, betrekkelijk en onbepaald voornaamwoord is.

- Je kunt verschillende woordsoorten in de zin benoemen.

Slide 5 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord


- wijst een mens, dier of ding aan

- deze, die, dit, dat, zulke, zo'n, dergelijke, zelf, hetzelfde, dezelfde

- kan voor een zelfstandig naamwoord staan, maar ook alleen

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld:


Ik hou niet van die grapjes.

Weet jij wie zo'n prachtige foto aan de muur heeft hangen?

Zulke opmerkingen ben ik niet van je gewend.

Slide 7 - Tekstslide

Vragend voornaamwoord


- staan meestal aan het begin van een vraag

- wie, wat, welke, wat voor (een)


- let op: wie en wat zijn geen vragend voornaamwoord als ze terugwijzen naar een eerdergenoemd woord

- waar, waarheen, wanneer, hoe zijn geen vragende voornaamwoorden

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld:


Wie van jullie wil even boodschappen doen?

Wat heb jij gisteren gedaan?

Naar welke film heb je gisteren gekeken?

Slide 9 - Tekstslide

Even oefenen
30 seconden per vraag!
Welke woordsoort is het?

Slide 10 - Tekstslide

Deze fiets vind ik mooier.

Deze = ?
A
Vragend voornaamwoord
B
Aanwijzend voornaamwoord
C
Ander voornaamwoord

Slide 11 - Quizvraag

Wie is daar aan de deur?

Wie = ?
A
Vragend voornaamwoord
B
Aanwijzend voornaamwoord
C
Ander voornaamwoord

Slide 12 - Quizvraag

Dat is dat meisje met wie ik ga trouwen.
wie = ?
A
Vragend voornaamwoord
B
Aanwijzend voornaamwoord
C
Ander voornaamwoord

Slide 13 - Quizvraag

Die lieve oma ook altijd!

Die = ?
A
Vragend voornaamwoord
B
Aanwijzend voornaamwoord
C
Ander voornaamwoord

Slide 14 - Quizvraag

Wanneer ga jij je toets Duits maken?

Wanneer = ?
A
Vragend voornaamwoord
B
Aanwijzend voornaamwoord
C
Ander voornaamwoord

Slide 15 - Quizvraag

Betrekkelijk voornaamwoord (betr. vnw.)

Slide 16 - Tekstslide

Onbepaald voornaamwoord (onbep. vnw.)

Slide 17 - Tekstslide

Even oefenen
Schrijf alle woorden op die bij de woordsoort horen die erboven staat.
Zit er geen in? Dan schrijf je 'geen'.

Slide 18 - Tekstslide

Betrekkelijk vnw:
De man, die daar loopt, is mijn leraar.

Slide 19 - Open vraag

Onbepaald vnw:
De man, die daar loopt, is mijn leraar.

Slide 20 - Open vraag

Onbepaald vnw:
Het vriest buiten twintig graden.

Slide 21 - Open vraag

Aanwijzend vnw:
Het vriest buiten twintig graden.

Slide 22 - Open vraag

Betrekkelijk vnw:
Het huis dat je daar ziet, is van een miljonair.

Slide 23 - Open vraag

Wat vind je nog het lastigste?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
betrekkelijk voornaamwoord

Slide 24 - Quizvraag



Aan de slag!
Vmbo-t kan lekker zelf verder werken.
Vragen? Ik hoor het graag!
Havo/vwo krijgt nu uitleg.

Huiswerk: 
vmbo-t: Blok 5, Grammatica, pag. 216, opdr. 1, 4, 6, 7 & 8
Succes!
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 25 - Tekstslide

Doel havo/vwo


- Je kunt uitleggen wat een samengestelde zin is.

- Je kunt in een samengestelde zin de hoofdzin en de bijzin benoemen.

Slide 26 - Tekstslide

Voegwoorden

Slide 27 - Tekstslide

VOEGWOORDEN
Een voegwoord verbindt zinnen aan elkaar. 

Slide 28 - Tekstslide

2 soorten voegwoorden
  1. Nevenschikkende voegwoorden                                                   --> dus, en, maar, of, want              
  2. Onderschikkende voegwoorden                                                   --> als, aangezien, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, of, ofschoon, omdat, opdat, terewijl, toen, voordat, zodat

Slide 29 - Tekstslide

Nevenschikkend voegwoord
--> verbindt twee zinnen
  • óf twee hoofdzinnen; 
  • óf twee bijzinnen.      
Als je het nevenschikkende voegwoord weg zou laten, blijven er nog twee goedlopende zinnen over.

Slide 30 - Tekstslide

Nevenschikkend voegwoord
  • óf twee hoofdzinnen; --> Job trekt een pak aan, want hij gaat naar een bruiloft
  • óf twee bijzinnen.  --> (Elianne rekent erop) dat jij haar helpt met schilderen en dat ik haar help verhuizen. 

Slide 31 - Tekstslide

Nevenschikkend voegwoord
Nevenschikkende voegwoorden kun je uit je hoofd leren!

dus, en, maar, of, want

Slide 32 - Tekstslide

VOORBEELD
1. Wij gaan met de fiets.
2. Het is mooi weer.

--> Wij gaan met de fiets, want het is mooi weer.

Slide 33 - Tekstslide

Onderschikkend voegwoord
Een onderschikkend voegwoord verbindt twee ongelijke zinnen:
  • een hoofdzin & een bijzin
  • Weet Max al dat je naar de sportschool gaat?

Slide 34 - Tekstslide

Onderschikkend voegwoord
Kun je niet uit je hoofd leren, omdat er heel veel van zijn!
als, aangezien, als, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, of, ofschoon, omdat, opdat, terwijl, toen, voordat, zodat, zodra 

Slide 35 - Tekstslide

Onderschikkend voegwoord
Als je het onderschikkende voegwoord weg zou laten, kun je niet meer twee goedlopende zinnen maken.

Slide 36 - Tekstslide

VOORBEELD
Lenn kwam te laat, doordat de brug open stond. 
  1. Lenn kwam te laat.
  2. De brug open stond. 

Slide 37 - Tekstslide

VOORBEELD
Lenn kwam te laat, doordat de brug open stond. 
  1. Lenn kwam te laat.
  2. De brug open stond. 

Slide 38 - Tekstslide

Let op!
of  kan zowel een nevenschikkend als onderschikkend voegwoord zijn!
  • Zullen we eerst lunchen of zullen we meteen vertrekken?     --> nevensch.vw
  • Ik wist niet of hij thuis was.  --> ondersch. vw

Slide 39 - Tekstslide

Jimmy gaat straks naar het feest, maar hij is niet uitgenodigd.
A
nevensch. vw
B
ondersch. vw

Slide 40 - Quizvraag

De leraar vond het niet zo erg, want hij ging de les nog een keer herhalen.
A
nevensch. vw
B
ondersch. vw

Slide 41 - Quizvraag


Je vraagt of ik zin heb in een sigaret.
A
nevensch. vw
B
ondersch. vw

Slide 42 - Quizvraag

Doel vmbo-t


- Je kunt uitleggen wat het aanwijzend, vragend, betrekkelijk en onbepaald voornaamwoord is.

- Je kunt verschillende woordsoorten in de zin benoemen.

Slide 43 - Tekstslide

Doel havo/vwo


- Je kunt uitleggen wat een samengestelde zin is.

- Je kunt in een samengestelde zin de hoofdzin en de bijzin benoemen.

Slide 44 - Tekstslide



Huiswerk
vmbo-t: Blok 5, Grammatica, opdr. 1, 4, 6, 7 & 8 (pag. 216).

havo/vwo = Blok 5, Gram, opdr. 1, 2, 3 (alleen vr. 1 & 2), 5, 6, 7, 9 & 10 (pag. 220)

Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 45 - Tekstslide