In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
6.1 - Woonplaats en
werkplaats
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen op welke manier de nijverheid werd georganiseerd.
Je kunt uitleggen hoe de internationale handel plaatsvond.
Slide 2 - Tekstslide
Planning
De Hanze
Gilde
Huiswerkopdrachten
Afsluiting
Slide 3 - Tekstslide
Maak het drieslagstelsel kloppend.
🏝
🐄
☃️
🐄
🏝
☃️
☃️
🐄
🏝
Slide 4 - Sleepvraag
Verbeteringen in de landbouw
Drieslagstelsel
Ontginnen van nieuwelandbouwgronden: er kwam grond vrij voor de landbouw.
IJzeren ploeg: kon dieper ploegen waardoor de grond vruchtbaarder werd.
Halsjuk: trekdier trekt de ploeg met schouders in plaats van de nek.
Leerdoel 1
Slide 5 - Tekstslide
Braak
🐄
Zomergraan
🏖
Hoe werkt het drieslagstelsel?
Jaar 1
Jaar 2
Jaar 3
Wintergraan
☃️
Zomergraan
🏖
Braak
🐄
Wintergraan
☃️
Braak
🐄
Wintergraan
☃️
Zomergraan
🏖
Leerdoel 1
Slide 6 - Tekstslide
Steeds meer handel
Verbeteringen in de landbouw leveren meer oogst op.
Door meer oogst groeide de bevolking en leefden mensen langer. Tegelijkertijd konden mensen weer een ander beroep gaan uitoefenen dan boer zijn, de nijverheid nam toe.
Overschotten in de landbouwworden verkocht of geruild op markten.
Leerdoel 1
Slide 7 - Tekstslide
Steden ontstaan
Markten werden georganiseerd op kruispuntenvan wegen en/of rivieren, meestalin de buurt vaneen kasteelofklooster.
Sommige ambachtslieden gaan bij de markt wonen, hieruit ontstaan nederzettingen, die uitgroeien tot steden. Er ontstaat een agrarisch-stedelijke samenleving.
Leerdoel 1
Slide 8 - Tekstslide
Verstedelijking
Hertogen en graven konden nu ook inkomstenkrijgen van de kersverse steden.
Tegelijkertijd moesten zij demarktplaatsen gaan beschermen, dit deden zij met stadsmuren. Handelaren moesten tolgaan betalen. Inwoners van de stad hoefden geen tol te betalen.
Steden begonnen hierdoor te groeien en er was sprake van verstedelijking.
Leerdoel 1
Slide 9 - Tekstslide
Aantekeningen
Door verbeteringen in de landbouw is er meer oogst en groeit de bevolking. De overschotten in de landbouw werden verruild op markten. Markten werden georganiseerd bij knooppunten, rivieren en kloosters. Sommige handelaren besloten zich permanent de vestigen bij een markt. Zo ontstonden de eerste steden.
Hertogen en graven kregen inkomsten van de nieuwe steden omdat handelaren tol moesten gaan betalen. Inwoners niets, zo ontstond er verstedelijking.
Slide 10 - Tekstslide
Geldeconomie (1)
Naast voedsel werden er ook spullen verkocht. Handelarengingen over op het maken van winst.
Ruilhandelwordtvervangen door een geldeconomie.
Alle hertogen en koningen lieten hun eigen munt slaan. Er waren dus heel veel verschillende munten in omloop.
Leerdoel 2
Slide 11 - Tekstslide
Geldeconomie (2)
Er werden banken opgericht om de vreemde munten te kunnen wisselen.
Naast het wisselen van munten gaven banken ook leningen en verdienden aan de rente, de vergoeding voor het lenen van geld.
Opkomst van de giro en de wisselbrief.
Leerdoel 2
Slide 12 - Tekstslide
Aantekeningen
De handel nam toe en men ging over op het maken van winst. Om te kunnen handelen ging men over op een geldeconomie. Veel steden lieten hun eigen munt slaan. Daardoor ontstonden ook de eerste banken. Bij de bank kon je munten wisselen maar ook een lening afsluiten. De bank maakte winst op de rente.
Slide 13 - Tekstslide
Werken in een gilde
Omdat de oogst groter wordt, hoeft niet iedereen meer boer te zijn: er ontstaan andere beroepen: ambachten
Mensen met hetzelfde ambacht zitten in een gilde.
Het gilde controleerde ook de kwaliteit van de producten en stelde deverkoopprijsvast.
Elk gilde had zijn eigen beroepsopleiding.
De meeste gilden hadden een prachtig gildehuis. Hier werden, behalve vergaderingen, ook feesten gehouden. Heel het leven draaide om het gilde.
Voorbeelden van ambachten in een middeleeuwse stad:
- smid
- bakker
- timmerman
- meubelmaker
- brouwer
- kleermaker
Leerdoel 1
Slide 14 - Tekstslide
Opleiding
Je mag alleen een eigen bedrijf hebben, als je lid van een gilde bent.
Hiervoor moet je eerst meester worden:
Je begon al erg jong als leerling;
Daarna werd je gezel;
En pas als je meesterproef had gedaan kon je meester worden. Je was dan vaak al ver boven de 30 jaar!
Middeleeuwse ambachtslieden aan het werk.
Leerdoel 1
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Video
Aantekeningen
Mensen met hetzelfde beroep verenigen zich in een gilde. Het gilde controleerde de kwaliteit, stelde de verkoopprijs vast en regelde de opleiding. Je begon bij een beroep als leerling, daarna werd je gezel en vervolgens moest je een meesterproef afleggen.
Alleen als je lid was van een gilde mocht je een product verkopen.
Slide 17 - Tekstslide
De Hanze
Een groep steden in Europa werkte samen om meer internationale handelte krijgen.
Ze noemden hun verenigingde Hanze.
Ze vroegen geen tol en bestreden samen piraterij. Men voer gezamenlijk van stad naar stad. De schepen namen elkaars handel mee.
Nederlandse Hanzestedenzijn Deventer, Kampen, Zutphen en Zwolle.
De EU?
De Hanze was geen voorloper van de Europese Unie, het was vooral een handelsverbond tussen steden, niet tussen landen. Het ging vooral over handel niet over politiek.
Leerdoel 2
Slide 18 - Tekstslide
Kaart waarop alle Hanze-steden te zien zijn. De steden van de Hanze lagen vooral in Duitsland. Hier in Nederland waren onder andere de IJsselsteden Kampen en Deventer lid van de Hanze.
De handelaren spraken Neder-Duits, dus Hanzeleden konden elkaar in elke stad verstaan!
Slide 19 - Tekstslide
Het Koggeschip werd gebruikt tijdens de Hanze.
Via de Zuiderzee voerden handelaren de Noordzee op.
Slide 20 - Tekstslide
Aantekeningen
Sommige Europese steden gingen over op samenwerking, de Hanze. Die samenwerking zorgde voor het bestrijden van piraterij en steden die lid waren hoefden geen tol te betalen.
Slide 21 - Tekstslide
Waterpoort. Deze poort wordt vooral gebruikt door mensen die via het water de stad willen bereiken. Deze poort is minder verdedigt en wordt in tijdens van nood gebarricadeerd met houten balken.
Noorderpoort
De stadspoort aan het noorden van de stad. Belangrijkste poort, die afgesloten kan worden in tijden van aanval.
Zuiderpoort. De poort aan de zuidzijde van de stad. Is vooral toegankelijk voor voetgangers, minder voor karren. De poort kan afgesloten worden tijdens een aanval.
Kathedraal
Deze grote kerk is de grootste kerk in de omgeving. De bisschop van het gebied zeteld hier dan ook. De stedelingen hebben lang, bijna 300 jaar gebouwd aan hun kerk. De kerk is het middelpunt van het sociale leven in de stad. Iedereen, arm en rijk, komt hier bijeen voor de diensten.
Marktplein
Het centrale plein als het gaat om handel en middel van bestaan. Hier verdienen de meeste stedelingen hun brood... en kopen het. Op het plein staan kraampjes van boeren en om het plein de werkplaatsen van de ambachtslieden.
Waterput
Het belangrijkste waterpunt in de stad. Hieruit kun je water halen voor al gebruik.
Stadhuis
Hier zeteld het bestuur van de stad: de schout en schepenen. Maar de rechtbank en de cellen voor misdadigers vind je hier. Alles wat met betuur en rechtspraak te maken heeft onder een dak.
Gasthuis.
Een soort kruising tussen een armneopvang en een ziekenhuis. Betaald door de rijken, gerund door de geestelijkheid en voor de armen. Zij kunnen hier hulp krijgen: voeding, onderdak, gezondheidszorg.
Koopmanshuizen met grote binnentuin
De koopmanshuizen zijn veruit de grootste huizen in de stad. Vaak van duurder en doorzamer materiaal gemaakt (bv. steen). De koopmans-huizen fungeren vaak als pakhuis en (luxe) woonhuis.
Vleesmarkt
Kleinere markt, waar vleesproducten werden veerkocht. De werkplaatsen van de vleeshouwers staan om de markt heen.
Botermarkt
Kleine markt waar zuivelproducten werden verkocht.
Vismarkt
Kleine markt waar vis door vissers werd verkocht.
Taks.
Een tolhuis. Aan iedere vreemdeling die de stad binnenkwam werd een bijdrage gevraagd
Smidstraat.
Hier hebben de smeden zich verzameld. Zij hebben hier hun werkplaatsen, met meestal hun huizen daaraan vast.
Beestenmarkt
Kleine markt waarbij (meestal kleine) dieren werden verhandeld
Abdij / klooster
Binnen de stad ligt ook vaak een klooster. Hier leven monniken of nonnen hun eigen leven. Zij hebben wel vaak belangrijke publieke functies in de stad: leraar, verpoleegster, schrijver, etc.
Houtstraat
Aan deze straat wonen en werken ambastlieden die hout hun middel van bestaan hebben gemaakt.
Binnenboeren
Dit zijn boeren die ook poorters zijn: zij zijn boeren binnen de stadsmuren. Vaak kleine bedrijfjes met maar weinig dieren. Maar zeer belangrijk in tijd van beleg, om de stad te beschermen voor uithongering
Rivier.
Belangrijke bron van water: drinkwater, waswater, bluswater, urinoir, etc.
Schavot
Publiekelijke schandplaats voor misdadigers. Meestal is het een standaard met een plank op een verhoging. Tussen die plank wordt iemand een bepaalde periode neergezet. Het staat niet fijn, maar het is vooral een plek waar iedereen je kan zien als misdadiger.
Herberg
Een soort hotel/restaurant van de middeleeuwen. Het is een groot gebouw (meestal met stal), waar vreemdelingen kunnen overnachten, eten en rusten. Maar in de kamers kan natuurlijk meer...
Waag.
Hier worden goederen gewogen voor de verkoop. Omdat er maar een officieel punt van wegen is, is dat voor iedereen gelijk,
Wisselbeurs
Bankgebouw, waar je verzekeringen kunt afsluiten. Je kunt er de wisselbrief inruilen. Je kunt er geld in bewaring geven.
timer
3:00
Slide 22 - Tekstslide
Carcassonne
Sleep de foto's naar de juiste plek in de stad.
Slide 23 - Sleepvraag
Zelfstandig werken
Je krijgt een chronologie opdracht. Je gaat kijken naar de opkomst en ondergang van steden vanaf de prehistorie tot in de Middeleeuwen.
Je blikt dus terug op de kennis die je het afgelopen jaar hebt opgedaan.
Je gaat in tweetallen aan de slag. We doen de eerste opdracht gezamenlijk.
Slide 24 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen op welke manier de nijverheid werd georganiseerd.
Je kunt uitleggen hoe de internationale handel plaatsvond.