Bedrijvende en lijdende vorm

Bedrijvende en lijdende vorm
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Bedrijvende en lijdende vorm

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
- terugblik
- lesdoel
- startopdracht
- uitleg
- aan de slag
- evaluatie

Slide 2 - Tekstslide

Zet de juiste leestekens:
om soep te maken heb ik 5 ingrediënten nodig pompoen wortels een ui kokoksmelk en een rode peper

Slide 3 - Open vraag

Vandaag werd ik eerder van school ---------(ophalen, vd).

Slide 4 - Open vraag

Hoe vind ik het onderwerp van een zin?

Slide 5 - Open vraag

Wat is het onderwerp van de volgende zin:
Piet geeft een brief aan zijn moeder.
A
Piet
B
geeft
C
een brief
D
aan zijn moeder

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het onderwerp van de volgende zin:
Gisteren hadden de meisjes op Texel noodweer.
A
Gisteren
B
hadden
C
de meisjes op Texel
D
noodweer

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het onderwerp van de volgende zin:
De tent was al snel kapot gewaaid.
A
De tent
B
was gewaaid
C
al snel
D
kapot

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:
Morgen koop ik appelmoes.
A
morgen
B
koop
C
ik
D
appelmoes

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:
Hij zou de fiets opknappen.
A
hij
B
zou opknappen
C
de fiets

Slide 10 - Quizvraag

Lesdoel
Aan het einde van deze les weet je het verschil tussen een zin in de bedrijvende en een zin in de lijdende vorm.

Aan het einde van deze les kun je een zin van de bedrijvende in de lijdende vorm omzetten en andersom.

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen de zin:
vanochtend werd een inval op een camping gedaan door de politie.
en
vanochtend deed de politie een inval op een camping.

Slide 12 - Open vraag

Betekenen de zinnen hetzelfde?
ja
nee

Slide 13 - Poll

Wat is het onderwerp in de zin:
vanochtend werd een inval op een camping gedaan door de politie.

A
vanochtend
B
werd gedaan
C
een inval op een camping
D
door de politie

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in de zin:
vanochtend deed de politie een inval op een camping.

A
vanochtend
B
deed
C
de politie
D
een inval op een camping

Slide 15 - Quizvraag

Bedrijvende vorm
De vraag is altijd om wie gaat het.

Een zin bestaat eigenlijk altijd uit:
iemand/iets die iets doet.

Bijvoorbeeld:
Piet loopt,
Jan fietst.
de bal rolt.
De politie doet een inval.
De leraar legt de stof uit.

Dit noemen we de bedrijvende vorm: het onderwerp voert iets uit.

Slide 16 - Tekstslide

Lijdende vorm
Bij een lijdende vorm draaien het onderwerp en het lijdend voorwerp om.

Het onderwerp ondergaat dan iets.

De inval wordt gedaan door de politie
de stof wordt uitgelegd door de leraar.




Slide 17 - Tekstslide

Lijdende vorm
Bij een lijdende vorm komt er een bijwoordelijke bepaling die met door begint (door de politie, door de leraar)

Bij het werkwoordelijk gezegde wordt het werkwoord "worden" toegevoegd (de inval wordt gedaan)

de lijdende vorm noemen we ook wel de passieve vorm, omdat het onderwerp niets doet.

Slide 18 - Tekstslide

In dat boek wordt Vita’s tuin prachtig beschreven.
A
Bedrijvende vorm (actief)
B
Lijdende vorm (passief)

Slide 19 - Quizvraag

Uw aanvraag wordt door ons in behandeling genomen.
A
Bedrijvende vorm (actief)
B
Lijdende vorm (passief)

Slide 20 - Quizvraag

De gemeente gaat uw aanvraag bekijken.
A
Bedrijvende vorm (actief)
B
Lijdende vorm (passief)

Slide 21 - Quizvraag

In geen enkele kamer mag je roken.
A
Bedrijvende vorm (actief)
B
Lijdende vorm (passief)

Slide 22 - Quizvraag

Maak de volgende zin actief:
In dit hoofdstuk worden vijf thema’s besproken.

Slide 23 - Open vraag

Wat ga je doen?
Maak opdracht 1, 2 a, b en c en 3 a, b en c.
5 minuten in stilte

huiswerk
timer
5:00

Slide 24 - Tekstslide

Lijdende vorm
In principe gebruiken we altijd de bedrijvende vorm. Dat is het meest duidelijk voor de lezer. Er zijn vijf gevallen wanneer de lijdende vorm nuttig kan zijn: 
a als het onbekend is wie de handeling uitvoert.
Trump is beschoten tijdens zijn speech.
b Als het onbelangrijk is wie de handeling uitvoert.
In de buurt wordt een nieuw bos aangeplant. 
c Als het overduidelijk is wie de handeling uitvoert.
De ambulance werd voorgereden.
d Als je de handeling of het object centraal wilt stellen ipv de handelende persoon.
Oud-premier Rutte wordt een titel gegeven voor zijn werk als premier.
e Als je daarmee onduidelijkheid kunt vermijden.
De ambtenaar die door de schoonmaker beschuldigd werd van fraude, kreeg ontslag.

bedrijvend zou er staan: De ambtenaar die de schoonmaker beschuldigde van fraude, kreeg ontslag.

Slide 25 - Tekstslide

Wat ga je doen?
Maak opdracht 1 en 2 op bladzijde 240-241

In tweetallen


Slide 26 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het einde van deze les weet je het verschil tussen een zin in de bedrijvende en een zin in de lijdende vorm.

Aan het einde van deze les kun je een zin van de bedrijvende in de lijdende vorm omzetten en andersom.

Slide 27 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een bedrijvende en een lijdende zin?

Slide 28 - Open vraag