Didactische begeleiding 2

Welkom!
Naschoolse Didactische Begeleiding 2
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Naschoolse Didactische Begeleiding 2

Slide 1 - Tekstslide

Agenda
- Begrijpend Lezen
- Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 2 - Tekstslide

Wil je niet meedoen met het onderdeel Begrijpend Lezen? Klik dan bij de volgende dia op de link en maak oefening 1 en 2 Stam bepalen. Zorg dat je over 10 minuten weer klaarzit voor het onderdeel Persoonsvorm Tegenwoordig Tijd.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Begrijpend lezen
              
                Je kunt de hoofd- van de bijzaken onderscheiden.

Slide 5 - Tekstslide

Voordat je gaat lezen
Kijk naar de plaatjes, titel, tussenkopjes en bron.

Slide 6 - Tekstslide

Opbouw alinea's
  • Een alinea bestaat uit één kernzin.
       Dit is meestal de eerste, maar het kan ook de tweede of                   laatste zin zijn.

  • De overige tekst in een alinea bevat een uitleg, toelichting of  voorbeelden.

Slide 7 - Tekstslide

Hoofd- en bijzaken
  • Hoofdzaken zijn bijv. feiten, jaartallen, staan meestal aan het begin of eind van een tekst

  • Bijzaken zijn bijv. voorbeelden en extra uitleg.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Hoofdzaak of bijzaak?
De 'Dean Academy' heeft geen
herfstvakantie of ijsvrij.
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak

Slide 10 - Quizvraag

Hoofdzaak of bijzaak?
De spinnen zijn ontdekt in het computerlokaal.
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak

Slide 11 - Quizvraag

Hoofdzaak of bijzaak?
De Britse school 'Dean
Academy' is gesloten.
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak

Slide 12 - Quizvraag

Hoofdzaak of bijzaak?
De Valse Weduwe is de giftigste spin
die in Groot-Brittannië rondloopt.
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak

Slide 13 - Quizvraag

Eén Europa

>  De EU bestaat nu uit 28 landen. Het gaat niet alleen om samenwerking voor vrede en welvaart, maar ook om milieuproblemen en het bestrijden van criminaliteit.
>  De samenwerkende landen hebben een eigen regering: de Europese Commissie. Elk land levert een eurocommissaris. De Europese Commissie maakt regels en wetten. Die moeten eerst goedgekeurd worden door het Europees Parlement en de Raad van ministers.
>  In de Raad van Ministers zitten 28 ministers uit de lidstaten van de Europese Unie. Samen beslissen ze over wetten en regels die de Europese Commissie voorstelt.
>  Het Europees Parlement is een soort Europese Tweede Kamer. Het vergadert in Brussel over de voostellen van de Europese Commissie. Elke vijf jaar zijn er verkiezingen. Grote landen leveren meer leden voor het parlement dan kleine lidstaten.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Tips!
  • Lees de vragen zorgvuldig en bedenk wat er van jou gevraagd wordt. Geef alleen antwoord op de vraag die gesteld wordt. Controleer of je echt antwoord hebt gegeven op de vraag.
  • Schrijf altijd iets op bij een open vraag en kies altijd een antwoord bij een meerkeuzevraag!
  • Bij meerkeuzevragen kies je maar 1 antwoord, tenzij erbij staat dat je er meer moet kiezen. Bij een open vraag waar je twee dingen moet invullen, vul je er twee in en niet drie of vier.
  • Ga bij meerkeuzevragen uit van wat er letterlijk in de tekst staat. Bedenk eerst zelf je antwoord en kijk dan welk antwoord er het meeste bij in de buurt komt.
  • De vragen bij een tekst worden op volgorde gesteld. De laatste vraag van een tekst zal dus niet snel over het begin van de tekst gaan en andersom. Zo weet je ongeveer waar je in de tekst moet zoeken.

Slide 16 - Tekstslide

Zelfstandig oefenen
Ik stuur je in de chat een document met opdrachten.

Slide 17 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 18 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 19 - Open vraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
1. Ik-vorm (aangepaste stam)
2. Ik-vorm + t
3. Hele werkwoord


Bekijk de regels en leer goed wanneer je welke vorm gebruikt!
Vormen

Slide 20 - Tekstslide

1. Ik-vorm

Enkelvoud ik-vorm of jij erachter:

schrijf alleen de stam


ik loop

ik fiets

ik praat

ik vind

loop jij

fiets jij

praat jij

vind jij

Slide 21 - Tekstslide

2. Ik-vorm + T

Enkelvoud andere vormen:

schrijf de ik-vorm + t




jij loopt

hij fietst

zij praat

Fred vindt

Slide 22 - Tekstslide

3. HELE WERKWOORD

Meervoud:

schrijf het hele werkwoord


wij lopen

zij fietsen

jullie praten

Fred en Laurien vinden

Slide 23 - Tekstslide

schema werkwoordspelling

Slide 24 - Tekstslide

Pv tt: gebeuren.
Dat ... echt vaak!

Slide 25 - Open vraag

Hoe pak je zo'n vraag aan?
Pv tt: gebeuren.
Dat ... echt vaak!

Stap 1: is het de pv? -> ja;
Stap 2: t.t. of v.t.? -> t.t.;
Stap 3: enkelvoud/meervoud? -> enkelvoud;
Stap 4: ik-vorm of ik-vorm+t? -> ik-vorm + t.

Slide 26 - Tekstslide

Samen oefenen
(microfoon aan!)
Hij (worden pv tt) altijd gepest.
(worden pv tt) jij altijd gepest?
Ik (worden pv tt) daar zo moe van!
Els (worden pv tt) morgen 16.

Slide 27 - Tekstslide

Klik in de volgende dia op de link en maak oefening 1, 2, 3, 4 persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Link