2.1: opbouw van de aarde

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 2: Opbouw van de aarde

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen par. 2.1
  • Je kent de opbouw van de aarde.
  • Je weet dat de aardkorst bestaat uit verschillende soorten korst.
  • Je begrijpt hoe platentektoniek wordt aangedreven 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 2: Opbouw van de aarde
Geologische tijdschaal; Samenvatting van de 4,6 miljard jaar durende geschiedenis van de aarde. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Actualiteit beginsel
Zoals fysische processen nu plaatsvinden hebben ze ook in het verleden plaatsgevonden.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Endogeen 
(van binnenuit de aarde)
Exogeen
(van buitenaf)
Kracht
Stromend magma
Aardwarmte

Wind
Bewegend ijs
Stromend water
Zon (straling)
Proces
Vulkanisme
Aardbevingen
Platentektoniek
Gebergtevorming
Verwering
Erosie
Sedimentatie

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aardkern 
  • Zeer warm (5000 graden C)
  • Bestaat vooral uit nikkel en ijzer
  • Bestaat uit een binnen- en buitenkern
  • Binnenkern is vast, buitenkern is “vloeibaar”
  • Zorgt voor gedeeltelijk smelten van de aardmantel
  • Veroorzaakt magnetisme van de aarde

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aardmantel 
  • Warm waardoor een deel gesmolten is
  • Gesmolten gesteente = magma
  • Bestaat uit een binnen- en buitenmantel
  • Binnenmantel is vast, buitenmantel is gedeeltelijk “vloeibaar”
  • Gesmolten deel = asthenosfeer

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aardkorst 
  • Relatief dun
  • Onder oceanen dunste delen (4-8 km), onder gebergtes op continenten dikste (40-80 km)
  • Bestaat uit een oceanische en continentale aardkorst
  • Is verdeeld in stukken: aardplaten
  • Aardplaten kunnen botsen (convergent), uit elkaar drijven (divergent) of langs elkaar schuiven (transform) (par 2.2)
  • Langs plaatranden treden veel aardbevingen op
  • Ook vind je daar bijna alle vulkanisme

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn verschillen tussen continentale en oceanische korst?

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Oceanische korst: relatief dun, relatief zwaar, groeit vanuit mid-oceanische rug, verdwijnt bij een trog onder de continentale plaat, bijna altijd onder water
  • Continentale korst: relatief dik, relatief licht, min of meer constante grootte, kan omhoog komen (gebergtevorming) of dalen, of lager worden door afslijting, meestal ligt hier land, maar ook het continentaal plat ligt er op

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Bewijs:
- Fossielen
- Zeebodem

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Het deel bij a is diep, doordat de oceanische plaat door subductie schuin de mantel in wordt getrokken (en er een langgerekte diepte op de oceaanbodem ontstaat)
Het deel bij b is diep, doordat het een oud stuk oceanische korst is (dat door afkoeling een hogere dichtheid heeft) en is weggezakt in de mantel
De Tuamoturug (c in bron 1) is een rug in de Grote Oceaan met een noordwest-zuidoostoriëntatie. In de Grote Oceaan liggen meer van dit soort ruggen. Beschrijf het ontstaan van deze ruggen.
C Uit de beschrijving moet blijken dat de Pacifische Plaat (in noordwestelijke richting) over hotspots / mantelpluimen beweegt 1 waarbij steeds nieuwe vulkanische eilanden ontstaan die vulkanische ruggen (met een noordwest-zuidoostoriëntatie) vormen
D:het uit elkaar bewegen / divergeren van de platen bij de Oost-Pacifische Rug sneller gaat dan bij de Midden-Atlantische Rug (oorzaak) 1 waardoor bij de Oost-Pacifische Rug meer jonge / nieuwe oceanische korst wordt gevormd die nog niet diep is weggezakt in de mantel (en de Oost-Pacifische Rug dus breder is) (gevolg)

Alfred Wegener: Platentektoniek

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

slabpull = convectiestromen trekken de plaat onder eigen gewicht de diepte in waardoor een diepzeetrog ontstaat 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe herken je die gesteentes?
Basalt: meestal zwart/bruin, weinig structuur in steen te zien, vaak zeshoekige vorm door krimp bij afkoeling vulkanisch gesteente (vulkanisme > uitvloeiingsgesteente) (veel gebruikt voor dijken)
Graniet: allerlei kleuren, gekleurde vlekjes, ontstaan door afkoeling (kristalvorming) ondergronds (vulkanisme > dieptegesteente) (veel gebruikt voor aanrechten, vloeren)

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gesteentes herkennen:
continentale korst > vooral graniet oceanische korst > vooral basalt

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies