Oefentoets H4 Grammatica 28-02

 H4 Grammatica
Je hebt  voorgaande les van de docent een spiekbrief ontvangen om de opdrachten te maken.

1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

 H4 Grammatica
Je hebt  voorgaande les van de docent een spiekbrief ontvangen om de opdrachten te maken.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1 zinsdelen
Noteer de stellingen over de onderstaande begrippen of ze waar of niet waar zijn.
  • bijwoordelijke bepaling
  • lijdend voorwerp/meewerkend voorwerp
  • bijvoeglijk naamwoord / zelfstandig naamwoord
  • persoonsvorm/werkwoordelijk gezegde

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

a. Bijwoordelijke bepalingen beginnen vaak met een voorzetsel.

A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

b. Een lijdend voorwerp kan alleen voorkomen in een zin met een werkwoordelijk gezegde.

A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

c. Het meewerkend voorwerp begint altijd met aan of voor.

A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

d. Het naamwoordelijk deel van een naamwoordelijk gezegde is meestal een bijvoeglijk naamwoord of een zelfstandig naamwoord.


A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

e. In een hoofdzin staan het onderwerp en de persoonsvorm naast elkaar.

A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

f. In een samengestelde zin staat meer dan één persoonsvorm.

A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

g. In een werkwoordelijk gezegde is de persoonsvorm met alle werkwoorden: zelfstandige werkwoorden, hulpwerkwoorden en koppelwerkwoorden.

A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

h. Je kunt de persoonsvorm in een zin vinden met de tijdproef.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

i. Je zoekt altijd éérst het onderwerp van een zin.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

j. Soms begint een lijdend voorwerp met een voorzetsel.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 2
Noteer of de zin:
  • enkelvoudig of samengesteld is.
  • Schrijf bij samengestelde zinnen de hoofdzin en de bijzin volledig op.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

a. Terwijl de was buiten hing te drogen, begon het zachtjes te regenen.

A
samengesteld
B
enkelvoudig

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

a. Terwijl de was buiten hing te drogen, begon het zachtjes te regenen.

A
hoofdzin: begon het zachtjes te regenen bijzin: Terwijl de was buiten hing te drogen
B
hoofdzin: Terwijl de was buiten hing te drogen bijzin: begon het zachtjes te regenen
C
hoofdzin: begon het zachtjes te regenen bijzin: is er niet

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

b. Ik kan al een tijdje niet meer inloggen op mijn oude e-mailaccount.


A
samengesteld
B
enkelvoudig

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

c. Na een lange busrit kwamen de uitgelaten
leerlingen eindelijk aan bij de skihal.
A
samengesteld
B
enkelvoudig

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

d. Noa ging op vakantie naar een zonnige bestemming, nadat ze geslaagd was voor haar eindexamen.


A
samengesteld
B
enkelvoudig

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

d. Noa ging op vakantie naar een zonnige bestemming, nadat ze geslaagd was voor haar eindexamen.


A
hoofdzin: Noa ging op vakantie naar een zonnige bestemming bijzin: nadat ze geslaagd was voor haar eindexamen
B
hoofdzin: nadat ze geslaagd was voor haar eindexamen bijzin: Noa ging op vakantie naar een zonnige bestemming

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 3
Noteer alle:
  •  zelfstandige werkwoorden (zww) en
  • koppelwerkwoorden (kww).


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

a. Als je niet oppast, blijf je altijd bang voor hem.
A
zww:blijf, kww: --
B
zww: oppast, kww: blijf
C
zww: blijf, kww: oppast

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

b. Het is zielig voor Katja, maar ze ligt al dagen ziek op bed.

A
kww: ligt, zww: is
B
kww: --, zww: ligt
C
kww: is, zww: ligt

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

c. Word maar eens boos op hem, want hij doet al lang vervelend tegen je.

A
kww: doet, zww: Word
B
kww: Word, zww: doet
C
kww: --, zww: doet

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

d. Zijn bescheidenheid was onterecht, want later werd hij beroemd door zijn schrijftalent.

A
kww: was, kww: werd
B
kww: --, kww: werd
C
kww: was, kww: --

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

e. Vanavond blijf ik liever thuis, omdat mijn oom eindelijk weer eens langskomt.
A
kww: blijf, kww: langskomt
B
zww: blijf, kww: ----
C
zww: blijf, zww: langskomt

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 4
Noteer:
  • het onderwerp (o) en 
  • het naamwoordelijk of 
  • werkwoordelijk gezegde (ng, wg)

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

a. Langzaam begon hij na het eten de tafel af te ruimen.

A
o: hij wg: begon af te ruimen
B
o: hij wg: begon
C
o: het eten wg: begon af te ruimen

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

b. Is Daan altijd zo verlegen geweest in gezelschap van anderen?

A
o: Daan ng: is verlegen
B
o: gezelschap van anderen ng: is verlegen geweest
C
o: Daan ng: is verlegen geweest

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

c. Ik ben al een paar keer vergeten hem te feliciteren met zijn verjaardag.

A
o: Ik wg: ben vergeten
B
o: Ik wg: ben vergeten te feliciteren
C
o: Ik wg: ben ,feliciteren

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

d. Sommige mensen lijken nooit volwassen te worden.

A
o: mensen ng: lijken volwassen te worden
B
o: sommige mensen ng: lijken volwassen te worden
C
o: sommige mensen ng: lijken volwassen

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

e. Tijdens het nieuws werden de uitslagen van de tenniswedstrijd vermeld.



A
o: de uitslagen van de tenniswedstrijd wg: werden vermeld
B
o: de uitslagen wg: werden vermeld
C
o: de uitslagen van de tenniswedstrijd wg: werden

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 5
Noteer:
  • het meewerkend voorwerp (mv) en 
  • de bijwoordelijke bepalingen (bwb)

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

a. Max heeft zijn arm sinds deze week in een mitella, dus nu draag ik zijn tas voor hem.
A
mv: voor hem bwb: sinds deze week
B
mv: voor hem bwb: sinds deze week, in een mitella
C
mv: voor hem bwb: sinds deze week, in een mitella, nu

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

b. Op de gang vertelde Simcha mij stiekem de antwoorden.

A
mv: -- bwb: Op de gang, stiekem
B
mv: mij bwb: Op de gang, stiekem
C
mv: mij bwb: Op de gang

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

c. De docent verzocht ons dringend een uur lang onze mond te houden.

A
mv: ons bwb: dringend, een uur lang
B
mv: ons bwb: een uur lang
C
mv: ons bwb: een uur lang

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 6
Noteer:
  • lijdend voorwerp (lv), 
  • het werkwoordelijk gezegde (wg) en, als het er is, 
  • het meewerkend voorwerp (mv).

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

a. Inge, ga jij vanavond weer dat lekkere toetje voor ons maken?

A
lv: dat lekkere toetje wg: ga mv: voor ons
B
lv: dat lekkere toetje wg: ga maken mv: ----
C
lv: dat lekkere toetje wg: ga maken mv: voor ons

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

b. Gisteren heb ik een nieuwe sportbroek gekocht voor tijdens de gymles.
A
lv: een nieuwe sportbroek wg: gekocht
B
lv: een nieuwe sportbroek wg: heb
C
lv: een nieuwe sportbroek wg: heb gekocht

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

c. Alan legde mij de oplossing voor die ingewikkelde som later die dag uit.
A
lv: de oplossing voor die ingewikkelde som wg: legde uit mv: --
B
lv: de oplossing wg: legde uit mv: mij
C
lv: de oplossing voor die ingewikkelde som wg: legde uit mv: mij

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

d. Met behulp van een waterpas hing Suki het schilderij kaarsrecht aan de muur.

A
lv: het schilderij wg: hing mv: --
B
lv: het schilderij wg: hing mv: de muur
C
lv: het schilderij wg: hing mv: aan de muur

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 7
Ontleed de zinnen in de vaste volgorde.
  • onderwerp (o)
  • werkwoordelijk gezegde (wg) of naamwoordelijk gezegde (ng)
  • lijdend voorwerp (lv)
  • bijwoordelijke bepaling (bwb)
  • en, als het er is, het meewerkend voorwerp (mv).

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

a. In zijn vrije tijd gaat Jacco meestal roeien met een groep vrienden.

A
wg: gaat roeien o: Jacco bwb: In zijn vrije tijd, meestal, met een groep vrienden
B
wg: gaat roeien o: Jacco bwb: In zijn vrije tijd, meestal
C
wg: gaat roeien o: Jacco bwb: In zijn vrije tijd

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

b. Na zijn opleiding is hij gelukkig verpleger geworden in dat ziekenhuis.

A
ng/wg: is geworden o: hij bwb: Na zijn opleiding, in dat ziekenhuis
B
ng: is verpleger geworden o: hij bwb: Na zijn opleiding, gelukkig, in dat ziekenhuis
C
ng: is verpleger geworden o: hij bwb: Na zijn opleiding bwb: in dat ziekenhuis

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

c Aan wie heb ik die boeken voor het laatst uitgeleend?

A
wg: heb uitgeleend o: ik lv: die boeken mv: -- bwb: aan wie, voor het laatst
B
wg: heb uitgeleend o: ik lv: die boeken mv: Aan wie bwb: voor het laatst
C
wg: heb uitgeleend o: ik lv: die boeken mv: Aan wie bwb: ---

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 8
Ontleed de samengestelde zinnen:
  • hoofdzin
  •  bijzin
  • opdracht 9 ga je dezelfde zinnen verder ontleden

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

a. Als ik straks klaar ben op school, ga ik thuis lekker chillen voor de tv.

A
hoofdzin ga .......: voor de tv --------------- bijzin: Als klaar......op school
B
bijzin: ga .......: voor de tv --------------- hoofdzin: Als klaar......op school

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

b. Omdat mijn vader graag autotijdschriften leest, hebben we hem voor zijn verjaardag een abonnement gegeven.

A
*hoofdzin: hebben we .......gegeven bijzin omdat..........leest,
B
bijzin: hebben we .......gegeven hoofdzin omdat..........leest,

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

c. Nadat Wessel wekenlang keihard gewerkt had, werd hij plotseling ziek.

A
*hoofdzin wg: ga chillen o: ik bwb: thuis bwb: lekker bwb: voor de tv *bijzin ng: klaar ben o: ik bwb: straks bwb: op school
B
*hoofdzin wg: ga chillen o: ik bwb: thuis bwb: lekker bwb: voor de tv *bijzin ng: klaar ben o: ik bwb: straks bwb: op school
C
*hoofdzin wg: ga chillen o: ik bwb: thuis bwb: lekker bwb: voor de tv *bijzin ng: klaar ben o: ik bwb: straks bwb: op school

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 9
Ontleed de samengestelde zinnen:
  • onderwerp (o)
  • werkwoordelijk gezegde (wg) of naamwoordelijk gezegde (ng)
  • lijdend voorwerp (lv)
  • bijwoordelijke bepaling (bwb)
  • en, als het er is, het meewerkend voorwerp (mv).

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

a. Als ik straks klaar ben op school, ga ik thuis lekker chillen voor de tv.
Ontleed de samengestelde zin: (op papier)

Slide 50 - Open vraag

a. hoofdzin  
     wg: ga chillen
    o: ik
    bwb: thuis
    bwb: lekker
    bwb: voor de tv
    -------------
    ng: klaar ben
    o: ik
    bwb: straks
    bwb: op school

b. Omdat mijn vader graag autotijdschriften leest, hebben we hem voor zijn verjaardag een abonnement gegeven.

Slide 51 - Open vraag

b   *hoofdzin
    wg: hebben gegeven
    o: we
    lv: een abonnement
    mv: hem
    bwb: voor zijn verjaardag
    ----------------------------
    wg: leest
    o: mijn vader
    lv: autotijdschriften
    bwb: graag

Wat vond je moeilijk?

meerdere antwoorden mogelijk
A
wg of ng in een zin
B
wg, onderwerp mw lv bwb in een zin
C
samengesteld zin ontleden
D
het spiekbriefje

Slide 52 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies