Ontleed de onderstaande zin. Kies uit: persoonsvorm(pv), werkwoordelijk (wg) of naamwoordelijk gezegde (ng), lijdend voorwerp (lv), meewerkend voorwerp (mv) en bijwoordelijk bepaling (bwb).
* Bij ons in de studio is onze minister-president aanwezig voor zijn wekelijkse vragenuurtje.
havo
Ontleed de onderstaande zin. Kies uit: persoonsvorm(pv), werkwoordelijk (wg) of naamwoordelijk gezegde (ng), lijdend voorwerp (lv), meewerkend voorwerp (mv) en bijwoordelijk bepaling (bwb).
* Achtbaan de Python gaat na een maand onderhoud weer open voor publiek.
timer
5:00
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2
In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Log alvast in op LessonUp.
Maak de startopdracht.
ยง1: Herhaling leerjaar 1
Voordat we beginnen:
2(A)HA
GRAMMATICA
ZINSDELEN
vwo
Ontleed de onderstaande zin. Kies uit: persoonsvorm(pv), werkwoordelijk (wg) of naamwoordelijk gezegde (ng), lijdend voorwerp (lv), meewerkend voorwerp (mv) en bijwoordelijk bepaling (bwb).
* Bij ons in de studio is onze minister-president aanwezig voor zijn wekelijkse vragenuurtje.
havo
Ontleed de onderstaande zin. Kies uit: persoonsvorm(pv), werkwoordelijk (wg) of naamwoordelijk gezegde (ng), lijdend voorwerp (lv), meewerkend voorwerp (mv) en bijwoordelijk bepaling (bwb).
* Achtbaan de Python gaat na een maand onderhoud weer open voor publiek.
timer
5:00
Slide 1 - Tekstslide
Je hebt de herhaling van leerjaar 1 gemaakt.
Je weet weer hoe je de persoonsvorm, het onderwerp, het gezegde (wg of ng), het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling vindt.
Lesdoelen
Slide 2 - Tekstslide
In deze les gaan we:
Starten met een nieuw hoofdstuk (zinsdelen);
de startopdracht bespreken;'
nieuwe werkwijze bespreken (studiewijzer en online huiswerk);
de uitleg behandelen van paragraaf 1;
Opdrachten paragraaf 1 maken.
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Achtbaan de Python gaat na een maand onderhoud open voor publiek.
pv = gaat
ow = Achtbaan de Python
wg = gaat open
ng = -
lv = -
mv = voor publiek
bwb = na een maand onderhoud
Havo:.
Bij ons in de studio is onze minister-president aanwezig voor zijn wekelijkse vragenuurtje.
pv = is
ow = onze minister-president
wg = -
ng = is [aanwezig]
lv = -
mv = -
bwb = bij ons in de studio
bwb = voor zijn wekelijkse vragenuurtje
Vwo:.
Slide 5 - Tekstslide
Hoe ging de startopdracht?
๐๐๐๐๐
Slide 6 - Poll
Je kunt de persoonsvorm in een zin op drie manieren vinden.
Schrijf mee in je schrift, maak aantekeningen!
Slide 7 - Tekstslide
De tijdproef
1) Verander de zin van tijd.
Het woord dat dan verandert, is de persoonsvorm. Kijk maar:
Naud wil in het weekend geen huiswerk maken.
Naud wilde in het weekend geen huiswerk maken.
Slide 8 - Tekstslide
De vraagproef
2) Maak van de zin een vraag.
Het werkwoord dat dan vooraan komt te staan, is de persoonsvorm.
Alette, Hester en Fenna hebben woensdag ingehaald.
Hebben Alette, Hester en Fenna woensdag een toets ingehaald?
Slide 9 - Tekstslide
De getalsproef
3) Verander het getal (het aantal) van de zin. Het gaat dan niet meer om รฉรฉn persoon, maar bijvoorbeeld om twee.
Het woord dat dan verandert, is de persoonsvorm. Kijk maar:
Hiddo zat tijdens de uitleg aan andere dingen te denken.
Hiddo en Woutzaten tijdens de uitleg aan andere dingen te denken.
Slide 10 - Tekstslide
"Mijn broertje heeft gisteren nieuwe hardloopschoenen gekocht." Wat is de persoonsvorm?
Slide 11 - Open vraag
Welke van de drie manieren heb jij bij de vorige vraag gebruikt om de persoonsvorm te vinden?
Slide 12 - Open vraag
Het onderwerp
Het onderwerp in een zin:
'Tijdens zijn show amuseert de cabaretier het publiek met zelfgeschreven liedjes.'
De cabaretier = het onderwerp
Het onderwerp van de zin is vaak een persoon (of dier/ding) die iets doet. Vrijwel elke zin heeft een onderwerp.
Hoe vind je het onderwerp? Stel de vraag: Wie/wat + persoonsvorm
Slide 13 - Tekstslide
"Mijn broertje heeft gisteren nieuwe hardloopschoenen gekocht." Wat is het onderwerp?
Slide 14 - Open vraag
Werkwoordelijk
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin. Ze zeggen wat het onderwerp (mens, dier of ding) doet of ondergaat. De persoonsvorm is altijd een onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.
Als er meer werkwoorden in de zin staan, horen die er ook bij.
gezegde (wg)
Slide 15 - Tekstslide
Werkwoordelijk
Bepaal welke woorden werkwoorden zijn.
Deze woorden vormen samen het werkwoordelijk gezegde.
Delen van een scheidbaar werkwoord horen ook bij het wg. De bezorger heeft het pakketje gisteravond afgeleverd.
gezegde (wg)
Slide 16 - Tekstslide
"Mijn broertje heeft gisteren nieuwe hardloopschoenen gekocht." Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Slide 17 - Open vraag
Wat is dan het naamwoordelijk gezegde?
In de zon zijn de beelden prachtig.
Dus het naamwoordelijk gezegde is:
'zijn prachtig'
Slide 18 - Tekstslide
Naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde zegt wat iemand of iets (het onderwerp) IS (of wordt of blijft).
In de zon zijn de beelden [prachtig].
Dus het naamwoordelijk gezegde is:
'zijn [prachtig]'
Slide 19 - Tekstslide
Filmpje naamwoordelijk gezegde
Klik hier voor het filmpje met uitleg over het naamwoordelijk gezegde.
Slide 20 - Tekstslide
In een naamwoordelijk gezegde...
A
doet iemand iets
B
wil iemand iets
C
is iemand iets
D
staan alleen maar werkwoorden
Slide 21 - Quizvraag
Het lijdend voorwerp (LV)
Een lijdend voorwerp geeft meestal aan aan wie/wat iets 'overkomt' of 'ondergaat'
Zo vind je het lijdend voorwerp:
1. Zoek de PV en verdeel de zin in zinsdelen.
2. Noteer het onderwerp en werkwoordelijk gezegde.
3. Stel de vraag: Wat/Wie + WG + onderwerp?
Norah heeft een warme winterjas gekocht.
Wat heeft Norah gekocht? Een warme winterjas.
Slide 22 - Tekstslide
"Mijn broertje heeft gisteren nieuwe hardloopschoenen gekocht." Wat is het lijdend voorwerp?
Slide 23 - Open vraag
Noteer van de volgende twee zinnen de persoonsvorm, het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp:
1. Mijn broertje wil elke dag uitslapen.
PV = OW =
WG of NG = LV =
2. We zijn gisteren begonnen met het hoofdstuk grammatica zinsdelen.
PV = OW =
WG of NG = LV =
Twee zinnen ontleden
Slide 24 - Tekstslide
Het meewerkend
Een meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is. Het meewerkend voorwerp is vaak een mens of een dier. Het mv komt voor bij werkwoorden die iets te maken hebben met 'vertellen' of met 'geven'.
Een meewerkend voorwerp kan beginnen met het woordje aan, maar dat hoeft niet.
voorwerp (mv)
Slide 25 - Tekstslide
Het meewerkend
Let op: niet elke zin heeft een meewerkend voorwerp!
Het mv is namelijk het antwoord op de vraag: aan of voor wie + wg + ow + lv?
Wij hebben mijn neefje voor zijn verjaardag een bioscoopbon gegeven.
voorwerp (mv)
Slide 26 - Tekstslide
De bijwoordelijke
Soms zijn bijwoordelijke bepalingen niet zo makkelijk te vinden omdat je vragen als waar?, wanneer? etc. niet kan stellen. Maar als je de zinnen op de juist manier ontleedt, blijven ze vanzelf over.
bepaling (bwb)
Slide 27 - Tekstslide
De bijwoordelijke
Een bijwoordelijke bepaling geeft vaak een tijd, plaats of reden aan. Oftewel: wanneer, waar of waarom iets gebeurd. Een bwb geeft antwoord op de 5 W en H vragen. Let op: niet elke zin heeft een bijwoordelijke bepaling!
Door zwaar onweer ging de wedstrijd gisteravond niet door.
bepaling (bwb)
Slide 28 - Tekstslide
Tijdens de vakantie is iedereen vast en zeker zeer vrolijk.
Benoem het zinsdeel 'iedereen'
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Onderwerp (ow)
werkwoordelijk gezegde (wg)
lijdend voorwerp
(lv)
meewerkend voorwerp (mv)
bijwoordelijke
bepaling (bwb)
Slide 29 - Sleepvraag
Tijdens de vakantie is iedereen vast en zeker zeer vrolijk.
Benoem het zinsdeel 'tijdens de vakantie'.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Onderwerp (ow)
werkwoordelijk gezegde (wg)
lijdend voorwerp
(lv)
meewerkend voorwerp (mv)
bijwoordelijke
bepaling (bwb)
Slide 30 - Sleepvraag
Geef jij je neefje ook een stukje taart?
Benoem het zinsdeel je neefje'
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Onderwerp (ow)
naamwoordelijk gezegde (wg)
lijdend voorwerp
(lv)
meewerkend voorwerp (mv)
bijwoordelijke
bepaling (bwb)
Slide 31 - Sleepvraag
Slide 32 - Video
Aan het werk
Wat?
Cursus 5 Grammatica (ZD), paragraaf 1. Maak de paragraaf af.
In je online boek (Magister -> leermiddelen).
Hoe?
Keuze: zelfstandig of in tweetallen.
Hulp
De 4 B's.
Tijd
Timer.
Klaar?
Werk zelfstandig verder aan paragraaf 3 of verdiep je door de even vragen te maken.
Je weet weer hoe je de persoonsvorm, het onderwerp, het gezegde (wg of ng), het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling vindt.
Lesdoelen
Slide 36 - Tekstslide
Alles bij elkaar. Ontleed de zin: pv t/m bwb
In onze wijk wordt vanavond het oud papier opgehaald.
timer
2:00
Slide 37 - Open vraag
Antwoord vorige vraag
/ In onze wijk / wordt / vanavond / het oud papier / opgehaald. /
pv = wordt
ow = het oud papier wg = wordt opgehaald (geen ng dus) lv = x mv = x bwb (plaats) = in onze wijk