Koppel de juiste organisatieniveaus aan de voorbeelden.
Molecuul
Organel
Cel
Weefsel
Mitochondriën
Vetcel
Spierweefsel
ATP
Vet
Slide 8 - Sleepvraag
Welke organisatieniveaus zie je in de afbeelding?
Slide 9 - Open vraag
Hiernaast zie je een orgaanstelsel. Welk orgaanstelsel is dit?
A
Ademhalingsstelsel
B
Bloedvatenstelsel
C
Beenderstelsel
D
Verteringsstelsel
Slide 10 - Quizvraag
het skelet is geen orgaanstelsel
A
niet waar
B
waar
Slide 11 - Quizvraag
Leg uit dat het moeilijker is een compleet orgaan dan één type weefsel te kweken.
Slide 12 - Open vraag
Wat is het verschil tussen de volgende organisatieniveaus: populatie, levensgemeenschap en ecosysteem?
Slide 13 - Open vraag
"Het aantal grote grazers wordt verminderd in de oostvaarderplassen, zodat er het hele jaar rond voldoende gras en struiken aanwezig zijn voor alle grazers. In de winter bepaalt de dikte van een dier of bijvoeren nodig is." Benoem de genoemde organisatieniveaus
Slide 14 - Open vraag
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Van welk niveau is biodiversiteit een emergente eigenschap?
A
Organisme
B
Populatie
C
Levensgemeenschap
D
Ecosysteem
Slide 17 - Quizvraag
De eigenschap leven is een emergente eigenschap van het organisatieniveau cel
A
Juist
B
Onjuist
Slide 18 - Quizvraag
De invloed van predatie op populatiegrootte van een haas is een emergente eigenschap van een ...
A
Individu
B
Populatie
C
Levensgemeenschap
D
Ecosysteem
Slide 19 - Quizvraag
Op welk organisatieniveau is ongeslachtelijke voortplanting een emergente eigenschap? Leg je antwoord uit.
Slide 20 - Open vraag
Op welk organisatieniveau is geslachtelijke voortplanting een emergente eigenschap? Leg je antwoord uit.