Een organisme waarbij het DNA niet omsloten is door een membraan.
Slide 5 - Tekstslide
De celkern is een vb van een organel
Slide 6 - Tekstslide
Celorganellen
Slide 7 - Tekstslide
Cel - Eukaryoot
Eukaryoot - de cel bevat wel een celkern.
Eukaryoot = Grieks -> ευ, eu = ‘goed’ en καρυόν, karyon = ‘kern’.
Een organisme waarbij het DNA omsloten is door een membraan. Dit membraan en de inhoud noem je bij elkaar de celkern (= organel).
Eukaryoten hebben verschillende organellen.
Slide 8 - Tekstslide
Weefsel
Weefsel = groep cellen met dezelfde vorm en functie, die met elkaar verbonden zijn door intercellulaire contacten of extracellulaire matrix.
Enkele voorbeelden:
Bindweefsel
Spierweefsel
Beenweefsel
Kraakbeenweefsel
Slide 9 - Tekstslide
Orgaan
Orgaan = een deel van een organisme met een specifieke bouw en functie.
Kan bestaan uit één of meerdere weefsels.
Enkele voorbeelden:
Blad (plant)
Paddenstoel (schimmel)
Hart (dier)
Slide 10 - Tekstslide
Orgaanstelsel
Orgaanstelsel = het geheel van organen die samen zorgen voor één of meerdere functies.
Bestaan altijd uit meerdere organen.
Enkele voorbeelden:
Bladerstelsel
Spijsverteringsstelsel
Bloedvatenstelsel
Zenuwstelsel
Bottenstelsel
Voortplantingsstelsel
Slide 11 - Tekstslide
Organisme
Organisme = Een levend wezen die ‘alle’ levensverschijnselen bezit (met name stofwisseling en voortplanting = belangrijk).
Enkele voorbeelden:
Spitsmuis
Den
Steenarend
Snoek
Cholerabacterie
Slide 12 - Tekstslide
Populatie
Populatie = Een groep organismen van hetzelfde soort binnen een bepaald gebied, die zich onderling voortplanten.
Slide 13 - Tekstslide
Levensgemeenschap
Levensgemeenschap = alle populaties binnen een bepaald gebied, die al dan niet interactie hebben met elkaar.
Slide 14 - Tekstslide
Ecosysteem
Ecosysteem = alle biotische en abiotische factoren binnen een bepaald gebied en de interacties daartussen.
Slide 15 - Tekstslide
Biosfeer
Biosfeer = alle ecosystemen van de aarde samengenomen.
Slide 16 - Tekstslide
Emergente eigenschappen
‘Het geheel is meer dan de som der delen’ Aristoteles (384-322 v.Chr.)
Emergente eigenschappen = eigenschappen, welke op een hoger organisatieniveau verschijnen en op het een daaronder liggend niveau niet te zien zijn.
Slide 17 - Tekstslide
Emergente eigenschappen
Lopen / zingen kun je wel waarnemen bij een organisme. Maar niet op een kleiner niveau. Bijvoorbeeld op celniveau/ orgaanstelselniveau.
De meiose kun je waarnemen op het niveau cel, maar niet op het niveau populatie.
Klimaatverandering kun je waarnemen binnen een ecosysteem, maar niet op niveau van de celorganel; bladgroenkorrel
Slide 18 - Tekstslide
Maken § 2
Over een half uur kijken we het samen na
Slide 19 - Tekstslide
1. Sommige biologen beschouwen het begrip 'soort'als een organisatieniveau van de biologie. Na welk organisatieniveau kan het begrip 'soort' worden geplaatst?
Na het populatieniveau.
Slide 20 - Tekstslide
2. In basisstof 1 lees je over micro-organisme in het maag-darmkanaal. Geef een argument om het maag-darmkanaal als en ecosysteem te beschouwen.
De maag is een min of meer begrensd gebied met bepaalde eigenschappen (bijvoorbeeld een warm, vochtig, zuurstofarm milieu) waarbinnen de abiotische en biotische factoren een eenheid vormen.
Slide 21 - Tekstslide
3. Met welk organisatieniveau kun je een enterotype vergelijken?
Een enterotype kun je vergelijken met het organisatieniveau levensgemeenschap.
Slide 22 - Tekstslide
4. Welk organisatieniveau wordt in het eneterotypeonderzoek nog meer bestudeerd? Leg je antwoord uit.
Het organisatieniveau molecuul. Het DNA van de bacteriën wordt onderzocht. DNA is een molecuul
Slide 23 - Tekstslide
5. Welke organisatieniveaus ontbreken bij bacteriën?
Bij bacteriën ontbreken de organisatieniveaus: organel, orgaan en organenstelsel.
Slide 24 - Tekstslide
6. Op welk organisatieniveau ontstaat de emergente eigenschap vliegen?
Op het organisatieniveau organisme ontstaat de emergente eigenschap vliegen.
Slide 25 - Tekstslide
7. Behoort de mens tot de prokaryoten of tot de eukaryoten? Leg je antwoord uit.
Een mens behoort tot de eukaryoten, doordat de mens geen eencellig organisme is. Menselijke cellen bevatten bovendien organellen zoals een celkern.
Slide 26 - Tekstslide
8. Het versterkte broeikaseffect is een milieu probleem. Op welk organisatieniveau speelt dit milieuprobleem zich af? Leg je antwoord uit.
Het versterkte broeikaseffect speelt zich af op het niveau biosfeer of het systeem aarde, doordat meerdere ecosystemen erdoor worden beïnvloed.