Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Relative pronouns Unit 4
Today
Explanation: relative pronouns
Exercise 24 (p. 180): relative pronouns & mixed tenses
1 / 16
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
In deze les zitten
16 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Today
Explanation: relative pronouns
Exercise 24 (p. 180): relative pronouns & mixed tenses
Slide 1 - Tekstslide
Relative pronouns (grammar book p. 74-76)
Who
Whose
Which
That
Where
Whom
Slide 2 - Tekstslide
WHO
Betrekking op personen.
Example: This is
the girl
who
helped me.
WHOSE
Betrekking op personen/dingen, geeft bezit aan.
Example:
The man
whose
car had been stolen.
Slide 3 - Tekstslide
WHICH
Betrekking op dieren/dingen/zinsdelen.
Example: I gave him a
letter
,
which
he quickly put in his pocket.
Example:
The match had been cancelled
,
which
I didn't understand.
WHERE
Verwijst naar een plaats.
Example: This is
the cafe
where
I was waiting for him.
Let op!
Waar + voorzetsel (waarop, waardoor, etc.) vertaal je niet met where.
Example: waarmee = with which
Slide 4 - Tekstslide
Who(m)/which + voorzetsel of that/niks
Voorzetsel + who(m) / which =
waar + voorzetsel óf
voorzetsel + wie (waarover, over wie).
Als het voorzetsel achteraan in de (bij)zin staat, gebruik je that of laat je het betrekkelijk voornaamwoord weg.
Slide 5 - Tekstslide
Examples
Lynn is the girl
about
whom
I have told you. (formeel)
Lynn is the girl
(that)
I have told you
about
. (minder formeel)
Can you tell me something about the tools
with
which
I have to work? (formeel)
Can you tell me something about the tools
(that)
I have to work
with
? (minder formeel)
Slide 6 - Tekstslide
There were some people ____ made a complaint.
A
which
B
who
C
whom
Slide 7 - Quizvraag
This is a picture of a house, ______ he built himself.
A
which
B
who
C
whose
Slide 8 - Quizvraag
Can you tell me something about the people with ______ I have to work?
A
who
B
whom
C
which
Slide 9 - Quizvraag
Voeg deze zinnen samen, gebruik relative pronouns:
Let's go to the restaurant on Friday. The one in which we met each other.
Slide 10 - Open vraag
My aunt is coming to visit. My aunt lives in Paris.
Slide 11 - Open vraag
Translate: De collega over wie ik je vertelde gisteren is ontslagen.
Slide 12 - Open vraag
Translate: De gereedschappen waarmee ik moet werken zijn kapot.
Slide 13 - Open vraag
Mijn zus, wiens auto was gestolen, heeft gisteren een nieuwe gekocht.
Slide 14 - Open vraag
mijn fiets die kapot was, is gemaakt.
Slide 15 - Open vraag
Now: exercise 24 (§4.4, p. 180-181)
Read the article about Bob Dylan. Fill in the correct tenses and relative pronouns with the English or Dutch words in brackets.
Done? Study Finish Up / read your book / bijwerken studieschema
Slide 16 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Relative pronouns Feb 2
Februari 2022
- Les met
10 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
Unit 4 - Relative pronouns
Juni 2023
- Les met
17 slides
Engels
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
V5 - 3.1
Maart 2022
- Les met
21 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
Mastering the Relative Pronouns: Who, Which, and That
Maart 2023
- Les met
21 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
V5 - Grammar 3.1
November 2021
- Les met
21 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
V6 - Grammar 3.1
November 2021
- Les met
14 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
T3D 2021 2022 herh betrek. vnw + vocab + leesvaardigheid
November 2021
- Les met
21 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Revision lesson 3
Februari 2024
- Les met
22 slides
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4