Herhalen voor PWW

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Uit het onderzoeksrapport van de Inspectie van het Onderwijs blijkt dat scholen in het basis- en voortgezet onderwijs weinig aandacht besteden aan het Fries.
A
Aanleiding
B
Argument
C
Probleemstelling
D
Voorbeeld

Slide 2 - Quizvraag

De scholen zeggen dat leerlingen geen behoefte hebben om Fries te krijgen, maar uit het onderzoek blijkt dat 33% van de leerlingen Fries als moedertaal heeft en graag meer Fries onderwijs wil.
A
aanleiding
B
argument
C
probleemstelling
D
weerlegging

Slide 3 - Quizvraag

Bij welk deel van de tekst past de functie 'anekdote'?
A
Inleiding
B
Middenstuk
C
Slot

Slide 4 - Quizvraag

Het gras van onze tuin werd door de hovenier gemaaid.
A
Lijdende vorm
B
Bedrijvende vorm

Slide 5 - Quizvraag

De rechercheur vond bloedspetters op de muur van de keuken.
A
Lijdende vorm
B
Bedrijvende vorm

Slide 6 - Quizvraag

Dit werkstuk is door vier leerlingen uit mijn klas gemaakt.
A
Lijdende vorm
B
Bedrijvende vorm

Slide 7 - Quizvraag

Zet om van bedrijvend naar lijdend:
Timo heeft tijdens de tekenles een mooie tekening gemaakt.

Slide 8 - Open vraag

Zet om van lijdend naar bedrijvend:
De hoge torens zijn door de deelnemers van Lego Masters gemaakt.

Slide 9 - Open vraag

Wat is het voegwoord?
Ik wilde vanochtend met de fiets naar school, maar mijn band was lek.
A
wilde
B
ik
C
maar
D
band

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het voegwoord?
Lisa hielp Max met zijn huiswerk, zodat hij het beter begreep.
A
zodat
B
huiswerk
C
hij
D
beter

Slide 11 - Quizvraag

Onderschikkend of nevenschikkend?
Ik wilde naar een feestje, maar ik werd ziek.
A
Onderschikkend
B
Nevenschikkend

Slide 12 - Quizvraag

OS.VGW / AANW.VNW / BETR.VNW?
Het liedje dat ik laatst luisterde.
A
Onderschikkend voegwoord
B
Aanwijzend voornaamwoord
C
Betrekkelijk voornaamwoord

Slide 13 - Quizvraag

OS.VGW / AANW.VNW / BETR.VNW?
De school vertelde de leerlingen dat ze volgende week vrij krijgen.
A
Onderschikkend voegwoord
B
Aanwijzend voornaamwoord
C
Betrekkelijk voornaamwoord

Slide 14 - Quizvraag

NS.VGW / BW?
Het wordt vast een leuke dag, dus maak je er niet druk om.
A
Nevenschikkend voegwoord
B
Bijwoord

Slide 15 - Quizvraag

NS.VGW / BW?
Het sneeuwt vandaag en dus hoeven we niet naar school.
A
Nevenschikkend voegwoord
B
Bijwoord

Slide 16 - Quizvraag

NS.VGW / OS.VGW?
Weten jullie al of jullie overgaan naar klas 4?
A
Nevenschikkend voegwoord
B
Onderschikkend voegwoord

Slide 17 - Quizvraag

NS.VGW / OS.VGW?
Je baan of je auto?
A
Nevenschikkend voegwoord
B
Onderschikkend voegwoord

Slide 18 - Quizvraag

OS.VGW / BW?
Mees was gevallen en toen bloedde hij.
A
Onderschikkend voegwoord
B
Bijwoord

Slide 19 - Quizvraag

Toen Jos de heg snoeide, vond hij een vogelnest.
A
Onderschikkend voegwoord
B
Bijwoord

Slide 20 - Quizvraag

OS.VGW / BW?
Wanneer ik niet genoeg slaap, ben ik moe.
A
Onderschikkend voegwoord
B
Bijwoord

Slide 21 - Quizvraag

Ambiguïteit 
Ambiguïteit  = dubbelzinnigheid. Een zin heeft daardoor twee of meer betekenissen.
Dat kan tot onduidelijkheid voor de lezer leiden. Dat is soms gewenst (grappig, reclame of cabaret), maar vaak ook niet (zakelijke teksten).

Slide 22 - Tekstslide

1. homoniem (woord met meerdere betekenissen)
De taxichauffeur zette zijn klanten af.
Hier kan afzetten betekenen 'afleveren', maar ook 'te veel laten betalen'.

Ik loop naar de bank. 

Slide 23 - Tekstslide

2. Woordgroep (met meerdere betekenissen)
Jeroen bekijkt de nieuwste tekening van zijn zoon. Dat kan betekenen:
  • De nieuwste tekening waarvan zijn zoon de eigenaar is (zijn bezit).
  • De nieuwste tekening waarop zijn zoon staat afgebeeld.
  • De nieuwste tekening die zijn zoon gemaakt heeft.

Slide 24 - Tekstslide

3. Ontleden (op verschillende manieren ontleden met verschillende betekenissen)
Ferdinand groette de man met de pet.

Twee mogelijkheden:
De man met de pet= lijdend voorwerp
anders gezegd: De man met de pet wordt gegroet door Ferdinand.

De man= lijdend voorwerp
met de pet= bijwoordelijke bepaling
Anders gezegd: Met de pet groette Ferdinand de man.

Slide 25 - Tekstslide

4. Onduidelijke verwijzing
Peter ging op vakantie met een oud-collega en zijn vrouw.
             Het is niet duidelijk om wiens vrouw het gaat.

Kees sloeg Hans bij de bank, waarna hij wegliep.
            Wie is hij?
            Om welke bank gaat het?

Slide 26 - Tekstslide

Veel mensen bezoeken de bibliotheek om boeken te lenen en om tijdschriften te lezen.
A
Wel symmetrie
B
Geen symmetrie

Slide 27 - Quizvraag

Als je topsporter wilt worden, zijn doorzetten, talent, goede begeleiding en dat je ouders je steunen belangrijk.
A
Wel symmetrie
B
Geen symmetrie

Slide 28 - Quizvraag

De conciërge vindt het belangrijk om de rust in de gang te bewaren en dat er geen rommel op de grond gegooid wordt.
A
Wel symmetrie
B
Geen symmetrie

Slide 29 - Quizvraag

Loop ik gisteren door de Kalverstraat in Amsterdam, zag ik daar toch Dré Hazes met een onbekende vrouw.
A
Wel symmetrie
B
Geen symmetrie

Slide 30 - Quizvraag