SPQR thema mandatum 21, 22 en 23

SPQR thema 1 M 21, 22 en 23
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

SPQR thema 1 M 21, 22 en 23

Slide 1 - Tekstslide

Welke functie heeft de ablativus in het Latijn?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 2 - Quizvraag

waar of niet waar
Op de volgende dia's staan enkele beweringen. 
Geef steeds aan of deze bewering 'waar' of 'niet waar' is.

Slide 3 - Tekstslide

Een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op de vragen:
wie? wat?
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op de vragen:
waar? wanneer? hoe?
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

In iedere zin zit een bijwoordelijke bepaling.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

In het Latijn staat er altijd een voorzetsel voor de ablativus.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Bij de vertaling van een ablativus moet je altijd een voorzetsel gebruiken.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Welke voorzetsels kun je gebruiken bij het vertalen van een ablativus?
A
van, met, door
B
met, in, door
C
voor, in, op
D
uit, aan, op

Slide 9 - Quizvraag

mandatum 21
rijtje 1 t/m 4

Slide 10 - Tekstslide

Welke vorm is ablativus?
A
locum
B
locis
C
loco
D
locos

Slide 11 - Quizvraag

locis is
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 12 - Quizvraag

loco is
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 13 - Quizvraag

rijtje 1 zijn vormen van verbuigingsgroep:
A
1
B
2
C
3

Slide 14 - Quizvraag

Welke vorm is ablativus?
A
aqua
B
aquam
C
aquae
D
aquas

Slide 15 - Quizvraag

aqua is
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 16 - Quizvraag

rijtje 2 zijn vormen van verbuigingsgroep:
A
1
B
2
C
3

Slide 17 - Quizvraag

Welke vorm is ablativus?
A
arbores
B
arbori
C
arboribus
D
arborem

Slide 18 - Quizvraag

arboribus is
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 19 - Quizvraag

rijtje 3 zijn vormen van verbuigingsgroep:
A
1
B
2
C
3

Slide 20 - Quizvraag

Welke vorm is ablativus?
A
flumina
B
flumen
C
flumini
D
fluminibus

Slide 21 - Quizvraag

fluminibus is
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 22 - Quizvraag

rijtje 4 zijn vormen van verbuigingsgroep:
A
1
B
2
C
3

Slide 23 - Quizvraag

mandatum 22

Slide 24 - Tekstslide

Wat is de ablativus enkelvoud van:
saxum

Slide 25 - Open vraag

Wat is de ablativus meervoud van:
saxum

Slide 26 - Open vraag

Wat is de ablativus enkelvoud van:
hostis

Slide 27 - Open vraag

Wat is de ablativus meervoud van:
hostis

Slide 28 - Open vraag

Wat is de ablativus enkelvoud van:
gladius

Slide 29 - Open vraag

Wat is de ablativus meervoud van:
gladius

Slide 30 - Open vraag

Wat is de ablativus enkelvoud van:
flumen

Slide 31 - Open vraag

Wat is de ablativus meervoud van:
flumen

Slide 32 - Open vraag

Wat is de ablativus enkelvoud van:
vir

Slide 33 - Open vraag

Wat is de ablativus meervoud van:
vir

Slide 34 - Open vraag

mandatum 23
zin 1 t/m 4

Slide 35 - Tekstslide

In arboribus aves sunt.
A
In de boom is een vogel.
B
In de bomen zijn vogels.
C
In de boom zijn vogels.
D
In de bomen is een vogel.

Slide 36 - Quizvraag

Rex cum uxore venit.
A
De koning en zijn vrouw komen.
B
De vrouw komt met de koning.
C
De koning komt met zijn vrouw.
D
De koning komt naar de vrouw.

Slide 37 - Quizvraag

Servi gladiis regem necant.
A
De slaven doden de koning met zwaarden.
B
De slaven doden de koning met een zwaard.
C
De koning doodt de slaven met een zwaard.
D
De koning wordt met zwaarden gedood.

Slide 38 - Quizvraag

Mater filium nomine vocat,
A
Moeder roept de naam van haar zoon.
B
Moeder roept de zoon bij zijn naam.
C
Moeder en zoon roepen de naam.
D
De zoon roept de naam van zijn moeder.

Slide 39 - Quizvraag