AFPG-B-2 Uitscheiding

• Verpleging en verzorging
• MBO
• Studiejaar 1

terugblik vorige week

vragen?

Heeft iedereen bolletje 1 en 2 in Eto ingevuld?

In Teams staat bij AFPG-B de 10 vragen toets

Medische termen vorige week

Costa = 

Medische termen vorige week

Costa = rib

Medische termen vorige week

Lordose = 

Medische termen vorige week

Lordose = kromming van de wervelkolom, hol

Medische termen vorige week

Meniscus = 

Medische termen vorige week

Meniscus = halvemaanvormig stukje kraakbeen in het kniegewricht

Medische termen vorige week

Os humerus = 

Medische termen vorige week

Os humerus = opperarmbeen

Medische termen vorige week

Scoliose = 

Medische termen vorige week

Scoliose = zijwaartse kromming van de wervelkolom

Medische termen vorige week

Vertebrae lumbales = 

Medische termen vorige week

Vertebrae lumbales = lendenwervels

AFPG-B-2 Uitscheiding

Nieren en urinewegen

• Nieren (ren = nier)
  
• Ureter (urineleider)
  
• Blaas (vesica urinaria)
  
• Urethra (urinebuis, plasbuis)
  

1. Aorta
2. Onderste holle ader
3. Nierslagader
4. Nierader
5. Nieren
6. Ureter
7. Blaas
8. Urethra

 

Nieren

Ligging: hoog in de buikholte, tegen de achterste buikwand, achter het buikvlies, links en rechts van de wervelkolom

4 onderdelen:

• Nierkapsel
  
• Nierschors
  
• Niermerg
  
• Nierbekken

1. Nierslagader
2. Nierader
3. Urineleider
4. Nierkapsel
5. Nierschors
6. Niermerg
7. Nierbekken

 

Test

Reabsorptie
In de gekronkelde buisjes, lis van Henle en de verzamelbuisjes worden bruikbare stoffen weer opgenomen in het bloed

Hierna: echte urine naar het nierbekken

Urine: 1,5 – 2 liter per dag

Bevat: water, zouten, afbraakproducten van eiwitten (ureum, urinezuur), uribilline, celresten, vitamines, mineralen

Nierhilus = plaats waar

bloedvaten, zenuwtakken

en lymfevaten de nier 

in- en uitgaan.

Test

Nefron = functionele niereenheid of urinefabriekje

Onderdelen:

• Kapsel van Bowman
  
• Glomerulus
  
• Proximale tubulus
  
• Lis van Henle
  
• Distale tubulus
  
• Verzamelbuisjes

Test

Ultra-filtratie

Onder invloed van de bloeddruk wordt een deel van het bloed uit de glomerulus geperst in de holte van het kapsel van Bowman

Bloed wordt gefilterd

Voorurine: 180 liter per dag

• Bevat WEL: water, glucose, aminozuren, zouten, afvalstoffen
  
• Bevat NIET: grote bloedeiwitten, bloedcellen, bloedplaatjes
  

Ureter --> Blaas

Ureter = urineleider

• Van nieren naar blaas
  
• 25 – 30 cm lang
  
• Peristaltiek

Blaas

• Ligt op de bekkenbodem, voor in het bekken
  
• Tijdelijke opslag van urine, speelt een rol bij de mictie
  

Uretra = urinebuis / plasbuis

• Van blaas naar buitenwereld
• Vrouw 3 cm lang / man 15 – 20 cm lang

Mictiereflex = urinelozing

300 ml urine (volle blaas), rekt de blaaswand op, dit geeft een prikkel van uit de rekkingssensoren
Deze prikkel geeft:

• ontspanning binnenste kringspier
• aanspannen spieren blaaswand
• naar hersenen: “ik moet plassen”

Bewust ophouden: buitenste kringspier aanspannen
Plassen: buitenste kringspier ontspannen

Regeling water- en zouthuishouding

Hormoon ADH (=antidiuretisch hormoon)

• gemaakt in hypofyse
  
• effect: minder urineproductie
  

Hormoon renine

• gemaakt in nieren en activeert bloedeiwit bij lage bloeddruk
  
• minder natrium uitscheiden, hierdoor meer water vasthouden zodat de bloeddruk toeneemt
• vaatvernauwing zodat de bloeddruk toeneemt
  

alle functies van de nieren

- Zuiveren van het bloed en regulatie zuurgraad van het bloed

- Regulatie waterhuishouding lichaam

- Bloeddrukregulatie

- Verkalking van botten

- Aanmaak van rode bloedcellen

6 medische termen, even oefenen

Diurese = vorming van urine

Glucosurie = aanwezigheid van glucose in de urine

Mictie = plassen

Polyurie = veel plassen

Stress-incontinentie = urineverlies door verhoging van abdominale druk bij hoesten, niezen of lachen

Ureter = urineleider

6 medische termen, even oefenen

Diurese = 

Glucosurie = 

Mictie = 

Polyurie = 

Stress-incontinentie = 

Ureter = 

Huiswerk

1. Vragen maken uit LWP.
   
2. Woorden opzoeken in Quizlet.
   
3. Eind van de week: vragen nakijken met antwoordmodel.
   
4. Vragen en woorden leren.
   
5. Volgende week: kleine toets over de vragen en docent vraagt naar medisch termen.