(Over)leven in Europa - LessonUp 5 - [§2.1 Welke toekomst?]
1 / 32
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Hoe heet de landbouwvorm uit de inleiding?
Je antwoord moet uit één woord bestaan.
Je antwoord moet uit één woord bestaan.
1a
Slide 12 - Open vraag
Verklaar de naam van de landbouwvorm
die je bij vraag 1a hebt opgeschreven.
die je bij vraag 1a hebt opgeschreven.
1b
Slide 13 - Open vraag
Slide 14 - Tekstslide
Over welke twee van die invalshoeken (§1.1) gaat het
in de inleiding Landbouw op zes hoog van paragraaf 2.1 Welke toekomst?
in de inleiding Landbouw op zes hoog van paragraaf 2.1 Welke toekomst?
1c
A
politiek en economie
B
natuur en milieu en economie
C
ruimtegebrek en politiek
D
ruimtegebrek en
natuur en milieu
Slide 15 - Quizvraag
Denk je dat stadslandbouw zich eerder zal ontwikkelen
in Nederland of in Polen? Leg je antwoord uit.
in Nederland of in Polen? Leg je antwoord uit.
1e
Slide 16 - Open vraag
Steeds meer wereldbewoners wonen niet op het platteland, maar in de stad.
Iemand zegt: Met stadslandbouw kan de groeiende wereldbevolking in de toekomst worden gevoed.
Geef een argument voor de stelling aan de hand van een tekstfragment uit de inleiding. Zet dit tekstfragment in je antwoord tussen 'aanhalingstekens'.
Iemand zegt: Met stadslandbouw kan de groeiende wereldbevolking in de toekomst worden gevoed.
Geef een argument voor de stelling aan de hand van een tekstfragment uit de inleiding. Zet dit tekstfragment in je antwoord tussen 'aanhalingstekens'.
2b
Slide 17 - Open vraag
Geef een argument tegen de stelling aan de hand van een
tekstfragment uit de inleiding.
Zet dit tekstfragment in je antwoord tussen 'aanhalingstekens'.
tekstfragment uit de inleiding.
Zet dit tekstfragment in je antwoord tussen 'aanhalingstekens'.
2c
Slide 18 - Open vraag
Slide 19 - Tekstslide
Wat is het probleem bij het bestuderen van de toekomst in
vergelijking tot het bestuderen van het verleden of het heden?
vergelijking tot het bestuderen van het verleden of het heden?
3a
Slide 20 - Open vraag
Waarom is het toch belangrijk om zo goed mogelijk te weten
wat er in de toekomst gaat gebeuren?
wat er in de toekomst gaat gebeuren?
3b
Slide 21 - Open vraag
In de theorie staat het voorbeeld van een boer die nu een keuze moet maken
om in de toekomst succesvol te zijn en een voorbeeld van iemand, misschien jij wel,
die een bedrijf wil starten.
Bedenk een voorbeeld van een keuze die jij binnenkort moet maken of net gemaakt hebt, die ook kan bepalen of jij in de toekomst succesvol bent.
om in de toekomst succesvol te zijn en een voorbeeld van iemand, misschien jij wel,
die een bedrijf wil starten.
Bedenk een voorbeeld van een keuze die jij binnenkort moet maken of net gemaakt hebt, die ook kan bepalen of jij in de toekomst succesvol bent.
3c
Slide 22 - Open vraag
Slide 23 - Tekstslide
Wat is een trend?
4a
Slide 24 - Open vraag
Is onderstaand proces een trend in de Nederlandse landbouw, of niet?
"Boer Zantinge plant bloemen langs de randen
van zijn kavels in het kader van verduurzaming."
"Boer Zantinge plant bloemen langs de randen
van zijn kavels in het kader van verduurzaming."
4b
-1
A
Ja, dit is een trend
B
Nee, dit is geen trend
Slide 25 - Quizvraag
Is onderstaand proces een trend in de Nederlandse landbouw, of niet?
"Het aantal boeren is steeds verder afgenomen door
bedrijfsbeëindigingen en schaalvergroting."
"Het aantal boeren is steeds verder afgenomen door
bedrijfsbeëindigingen en schaalvergroting."
4b
-2
A
Ja, dit is een trend
B
Nee, dit is geen trend
Slide 26 - Quizvraag
Is onderstaand proces een trend in de Nederlandse landbouw, of niet?
"In de landbouw wordt vanwege de mechanisatie
steeds minder met de hand gewerkt."
"In de landbouw wordt vanwege de mechanisatie
steeds minder met de hand gewerkt."
4b
-3
A
Ja, dit is een trend
B
Nee, dit is geen trend
Slide 27 - Quizvraag
Slide 28 - Tekstslide
Noteer 1 t/m 4 onder elkaar en zet er de actoren die een rol
spelen in de landbouw achter.
Gebruik hierbij eventueel §1.1 'Het belang van de landbouw'
in de theorie.
spelen in de landbouw achter.
Gebruik hierbij eventueel §1.1 'Het belang van de landbouw'
in de theorie.
5a
Slide 29 - Open vraag
Noteer 1 t/m 4 opnieuw onder elkaar en zet geef bij elke actor
een voorbeeld van een keuze die de actor nu moet maken
om in de toekomst succesvoller te zijn.
Bekijk eventueel figuur 2.1 voor ideeën.
een voorbeeld van een keuze die de actor nu moet maken
om in de toekomst succesvoller te zijn.
Bekijk eventueel figuur 2.1 voor ideeën.
5b
Slide 30 - Open vraag
Hoe herken je de verschillen in standaarden
tussen de V.S. en Europa in figuur 1.47?
tussen de V.S. en Europa in figuur 1.47?
5c
