ZInsontleden (alles)

De les van vandaag:
Ontleden van zinnen:
1. persoonsvorm
2. werkwoordelijk gezegde
3. onderwerp
4. lijdend voorwerp
5. meewerkend voorwep
6. bijwoordelijk bepaling
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

De les van vandaag:
Ontleden van zinnen:
1. persoonsvorm
2. werkwoordelijk gezegde
3. onderwerp
4. lijdend voorwerp
5. meewerkend voorwep
6. bijwoordelijk bepaling

Slide 1 - Tekstslide

De (persoonsvorm) PV staat meestal vóóraan in de zin
A
ja
B
nee

Slide 2 - Quizvraag

Het voltooid deelwoord (VD) staat meestal achteraan in de zin
A
ja
B
nee

Slide 3 - Quizvraag

Als je wilt weten hoe je het voltooid deelwoord moet schrijven, maak je het woord langer.
A
ja
B
nee

Slide 4 - Quizvraag

Maak nu opdracht 5 en 6
Opdracht 4 maak je als je nog tijd hebt. 
Opdracht 5: Schrijf eerst 1 t//m 5 onder elkaar. Noteer of het onderstreepte werkwoord een pv of vd is. 
Opdracht 6: schrijf het woord op de juiste manier op. 
Na 5 minuten bespreken we opdracht 5 en 6 en daarna gaan we verder naar de herhaling voor het proefwerk.
timer
5:00

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 6

Slide 6 - Tekstslide

Wat weet ik al?
A.s. woensdag proefwerk Taalverzorging. Belangrijk is dat je bij jezelf nagaat wat je al van dit onderwerp weet. 

Slide 7 - Tekstslide

Wat moet je leren voor woensdag? 
H. 1 bladzijde 28 en 29      PV, O, G
H. 3 bladzijde 80 en 81      LV
H. 4 bladzijde 106 en 107  MV
H. 5 bladzijde 132 en 133  BWB

Slide 8 - Tekstslide

We herhalen kort de theorie en maken opdrachten.
Aan het einde van de les wil ik graag van je weten wat je nog niet snapt zodat we morgen nog kunnen herhalen. 
Doe goed mee en denk steeds bij jezelf: ben ik goed voorbereid?

Slide 9 - Tekstslide

VRAAG OVER DE PERSOONVORM
Hoe kun je de PV in een zin vinden?

Slide 10 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Elke vrijdagavond hang ik lekker op de bank
A
ik
B
hang
C
op de bank
D
elke vrijdagavond

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde voor zinsontleding?
A
O, PV, G, MV, LV, BWB
B
O, PV, G, LV, MV, BWB
C
PV, O, G, LV, MV, BWB
D
PV, O, G, MV, LV, BWB

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Sturen jullie ook altijd verjaardagskaarten?
A
jullie
B
verjaardagskaarten
C
Sturen
D
altijd

Slide 13 - Quizvraag

Wat is in de onderstaande zin het gezegde?

Het publiek moest lang op de huldiging wachten.
A
moest
B
wachten
C
moest wachten
D
de huldiging

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het gezegde in de onderstaande zin?

De komende jaren zal de temperatuur stijgen.
A
zal
B
stijgen
C
zal gaan stijgen
D
zal stijgen

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in de volgende zin:

Hebben Anouk en Wendy de opdracht nog niet gemaakt?
A
Anouk en Wendy
B
Hebben
C
de opdracht
D
gemaakt

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in de volgende zin:

Gisteravond hebben veel mensen naar het nieuwe programma gekeken.
A
gisteravond
B
hebben
C
gekeken
D
veel mensen

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:

Gisteravond hebben mijn zus en ik een appeltaart gemaakt.
A
gisteravond
B
mijn zus en ik
C
gemaakt
D
een appeltaart

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:

Onder de tafel heeft mijn vader een cadeautje verstopt voor mijn neefje
A
onder de tafel
B
mijn vader
C
een cadeautje
D
voor mijn neefje

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
De kassière geeft aan de vriendelijke klant de spaarzegels.
A
de spaarzegels
B
aan de vriendelijke klant
C
de vriendelijke klant
D
de kassière

Slide 20 - Quizvraag

VRAAG OVER HET MEEWERKEND VOORWERP
Het MV geeft aan voor wie iets bestemd is.
Bij een MV hoort 'aan' of 'voor wie?'
A
Ja, bij het woord 'aan' controleer ik of ik het ook kan weglaten.
B
Ja, maar dan moeten ze wel in de zin staan
C
Ja, maar ik moet deze woorden ook kunnen weglaten
D
Ik weet het niet

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
Volgende week ga ik voor mijn vrienden een zak snoep kopen
A
volgende week
B
een zak snoep
C
ga kopen
D
voor mijn vrienden

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het bijwoordelijke bepaling in de volgende zin:
De tuinman geeft de pas geplante bloemen water met een gieter
A
met een gieter
B
geeft
C
de tuinman
D
de pas geplante bloemen

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het bijwoordelijke bepaling in de volgende zin:
Tussen de bomen hangt de kleurrijke hangmat.
A
de kleurrijke hangmat
B
hangt
C
tussen de bomen
D
is er niet

Slide 24 - Quizvraag

Dit snap ik nog niet:

Slide 25 - Woordweb

Slide 26 - Tekstslide

De PV
Het O
Het LV
G (gezegde)
Het MV
De BWB
Maak de zin vragend door het werkwoord vooraan te zetten. 
Zet de zin in een andere tijd.
Wie/wat + PV 
Wie/wat + G + O?
Alle werkwoorden in een zin.
Aan wie/voor wie + G + O + LV?

Slide 27 - Sleepvraag

Deze les hebben we veel herhaald. Ik heb goed meegedaan. Hier kan ik nog aan werken

Slide 28 - Poll

Goed gedaan
Wat kun jij zelf nog doen om zo goed mogelijk voorbereid te zijn op het proefwerk?

Slide 29 - Tekstslide