4.1 Opbloei en macht van de stad herhaling

4.1 Opbloei en macht van de stad
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

4.1 Opbloei en macht van de stad

Slide 1 - Tekstslide

Rond het jaar 1000 groeiden de opbrengsten in de landbouw snel. Welke is geen oorzaak?
A
De boeren hadden het drieslagstelsel ingevoerd
B
Er werd meer grond bruikbaar gemaakt voor landbouw
C
Er kwamen steeds meer boeren, omdat de mensen in steden ook moesten eten
D
De boeren gebruikten betere werktuigen

Slide 2 - Quizvraag

Wat is geen gevolg van grotere landbouwopbrengsten?
A
De handel nam toe
B
Mensen trokken van de stad naar het platteland
C
De bevolking groeide
D
Er kwam specialisatie

Slide 3 - Quizvraag

Waar werden steden als Gent en Brugge rijk door?
A
Grootschalig verbouwen van graan
B
De haringvangst
C
Bier brouwen
D
Het maken van wollen stoffen

Slide 4 - Quizvraag

Wat was een Hanze?
A
Samenwerking van handelaren uit verschillende steden
B
Samenwerking van ambachtslieden in een stad
C
Samenwerking tussen de landheer en een stad
D
Samenwerking van boeren op het platteland

Slide 5 - Quizvraag

Wat waren voordelen van het stadsrecht voor de bevolking?
A
Eigen bestuur
B
Vrijstelling van belasting aan de landheer
C
Geen herendiensten
D
Eigen rechtspraak

Slide 6 - Quizvraag

Wat zijn patriciërs?
A
Het armere deel van de bevolking
B
Mensen die gebonden zijn aan de grond die ze bewerken
C
Mensen die grond in leen kregen na een eed van trouw
D
Rijke burgers die grond en huizen bezitten

Slide 7 - Quizvraag

Het gilde controleert de kwaliteit en de prijs van de producten die de gildeleden maken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Als een gildelid ziek is, zorgen de andere leden voor hem en zijn gezin.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Een boer is een ambachtsman
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Een timmerman is een ambachtsman
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Een marktkoopman is een ambachtsman
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag