10.2 dl2: Selectie

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 10.2 Populaties veranderen 
Selectie
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 10.2 Populaties veranderen 
Selectie

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
- Stappen van Evolutie: Variatie, Selectie, Overerving
- Oefenen

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel 10.2 Je kunt
4a. het effect uitleggen van fitness en selectie op de genetische variatie in een populatie
4b. het effect uitleggen van genetic drift op de genetische variatie in een populatie
4c. het begrip allelfrequentie uitleggen

Slide 3 - Tekstslide

Evolutie
Voor evolutie zijn de volgende zaken nodig:

Genetische variatie
Selectie
Overerving


Slide 4 - Tekstslide

Genetische variatie (stap 1)
Iedereen is een beetje anders:
- Langer
- Puntigere snavel
- Dikker verenpak
- Mooiere vlekken
- Kleinere voeten
- Grotere vinnen
etc.

Genetisch variatie
(door mutatie en recombinatie)

Slide 5 - Tekstslide

Natuurlijke Selectie (stap 2)
Niet iedereen kan zich voortplanten: 
- Vroegtijdig overlijden door zware omstandigheden (bijv. klimaat, predatie, voedsel tekort)
- Partners tekort

Selectiedruk/ Natuurlijke selectie

Slide 6 - Tekstslide

Natuurlijke Selectie (stap 2)
Doordat in een populatie de individuen (bijna) allemaal genetisch verschillend zijn (variatie) hebben ze allemaal een grotere of kleinere kans om te overleven en zich voort te planten. 

Individuen met eigenschappen die gunstige zijn in een omgeving (hoge fitness) hebben een grotere kans om te overleven en zich voort te planten, dan de individuen met ongunstige eigenschappen in een omgeving (lage fitness).

Slide 7 - Tekstslide

Natuurlijke Selectie (stap 2)
Welke eigenschappen een hoge fitness hebben is afhankelijke van de selectiedruk. 

Bijv.:
Koudere winter- Gunstige eigenschap = Dikker verenpak
Tekort aan partners - Gunstige eigenschap = Mooiere vlekken
Weinig voedsel - Gunstige eiegnschap = Grotere vinnen
 

Slide 8 - Tekstslide

Overerving (stap 3
Overerving
Individuen die voortplanten geven hun genen (= eigenschappen) door naar volgende generatie.

Genen van de individuen die niet overleven 
of voortplanten sterven uit.

Er treedt een verandering op in de eigenschappen/ genen pool van de volgende generatie. De soort is geëvolueerd = adaptatie

Slide 9 - Tekstslide

Samenvatting Evolutie
Stap 1: Iedereen is een beetje anders (genetische variatie)

Stap 2: Het leven is zwaar door bijv. milieu en concurrentie (selectiedrukken)
--> individuen met de meest gunstige eigenschappen (hoge fitness) hebben meer kans op overleving en voortplanting (natuurlijke selectie)

Stap 3: Genen met de hoogste fitness erven over naar de volgende generatie --> adaptatie

Slide 10 - Tekstslide

Evolutiestappen op het examen (3p)
1. Beschrijf welke variatie (verschillen) er tussen individuen in de populatie is.

2. Benoem wat de selectiedruk is en welke eigenschap gunstig is (hoge fitness) en welke niet (lage fitness), geef aan dat de individuen met een hoge fitness een grotere kans hebben op voortplanten. 

3. Geef aan dat de gunstige eigenschap dus meer wordt doorgegeven aan de volgende generatie en deze daardoor is aangepast aan milieu (adaptatie)

Slide 11 - Tekstslide

Oefening
Beschrijf de drie stappen van evolutie (variatie, selectie, overerving) bij de Oefies en Toefies. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Evolutie bij 
de Oefies en Toefies

1p - Welke variatie zien we in de populatie? Hoe is deze ontstaan?

1p - Wat is de selectiedruk? Wie heeft de hogere fitness?

1p - Overerving en adaptatie. 

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld 
Peper-en-zout mot (berkenspanner) 

Industriële revolutie (1819) 

Slide 15 - Tekstslide

Oefening
Beschrijf de drie stappen van evolutie (variatie, selectie, overerving) bij de Berkenspanner. 

Slide 16 - Tekstslide

Antwoord
Variatie (1p) - In de populatie berkenspanners komen zowel donkere als lichtere varianten voor
Selectie (1p) - Op de donkere stammen zijn de donkere berkenspanners slecht zichtbaar, zij worden door vogels minder opgegeten. De donkere berkenspanners hebben hierdoor een hogere kans op voorplanting
Overerving (1p) - Donkere berkenspanners geven hun genen door aan de volgende generatie, in de volgende generatie zullen meer berkenspanners donker gekleurd zijn. 

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld Berkenspanners
Door adaptatie veranderd de allelfrequentie

Slide 18 - Tekstslide

Welke afbeelding geeft de evolutietheorie weer? A of B?

Slide 19 - Open vraag

Darwin gebruikte bij het opstellen van zijn evolutietheorie het begrip 'survival of the fittest'. Deze uitdrukking wordt meestal vertaald met 'het overleven van de sterksten'. Welke van de onderstaande individuen worden in deze uitdrukking bedoeld met 'de sterksten'?
A
De individuen die de meeste kracht kunnen leveren.
B
De individuen die het langste leven.
C
De individuen die de meeste nakomelingen krijgen.
D
De individuen van de soorten die boven in de voedselpiramide staan.

Slide 20 - Quizvraag

Zet in de juiste volgorde:
I - Dankzij zijn kleur valt een zwarte koolmees niet op bij katten. Hij leeft lang en krijgt veel nakomelingen
II - Het aantal allelen voor de zwarte kleur neemt toe in de populatie
III - Door natuurlijke selectie zijn er veel zwarte koolmezen ontstaan
IV - Door een mutatie ontstaat een zwarte koolmees in een populatie
A
II - IV - II - III
B
I - II - IV - III
C
IV - I - II - III
D
IV - II - III - I

Slide 21 - Quizvraag

Natuurlijke selectie?

Slide 22 - Tekstslide

Kunstmatige selectie
Mensen kiezen bij het kweken 
van planten en het fokken van 
dieren bewust bepaalde 
eigenschappen uit.

Dit proces heet 
kunstmatige selectie.

Slide 23 - Tekstslide

Seksuele selectie
Partnerkeuze op basis van een bepaald
kenmerk zorgt voor een vergroting
van dat kenmerk.

Ken je nog meer voorbeelden?



Slide 24 - Tekstslide

Seksuele selectie
Ook als deze eigenschappen de overlevingskans 
niet positief beïnvloeden.







Slide 25 - Tekstslide

Genetic drift
Soms verandert de allelfrequentie van een populatie door iets anders dan selectie: door toeval.

Bijvoorbeeld: 
Bij een bosbrand gaan toevallig meer planten met rode dan met witte bloemen dood.

Dit verschijnsel heet genetic drift.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Opdrachten
- Maken 10.2 opdr. 21 t/m 23 + 26 (= huiswerk) 

Slide 28 - Tekstslide