Je kunt beschrijven hoe zuurstof en koolstofdioxide in het bloed vervoerd worden en hoe zij opgenomen en afgegeven worden
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5
In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Lesdoel
Je kunt beschrijven hoe zuurstof en koolstofdioxide in het bloed vervoerd worden en hoe zij opgenomen en afgegeven worden
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Transport van zuurstof
Slide 3 - Tekstslide
Transport O2
--> Hb + O2 ↔ HbO2
Reactie rechts (zuurstofbinding) wanneer:
veel O2 aanwezig is in een vloeistof / weefsel = hoge zuurstofspanning (pO2)
weinig CO2 aanwezig is in een vloeistof/ weefsel = lage koolstofdioxidespanning (pCO2)
relatief lage temperaturen
relatief basisch milieu
Slide 4 - Tekstslide
Situatie in longblaasjes
(zuurstofopname van hemoglobine)
hoge pO2
lage pCO2
relatief lage temperaturen
relatief basisch milieu
Situatie in andere weefsels
(zuurstofafgifte van hemoglobine)
lage pO2
hoge pCO2
relatief hoge temperaturen (door dissimilatie)
relatief zuur milieu (door veel CO2 van dissimilatie)
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Verzadigingskromme
zuurstofverzadiging = de waarde die aangeeft hoeveel procent van de hemoglobine in de rode bloedcellen zuurstof heeft gebonden.
Slide 7 - Tekstslide
Transport van koolstofdioxide
70% wordt vervoerd als waterstofcarbonaatioonen (HCO3-) in het bloedplasma
23% bindt aan hemoglobine
klein deel als CO2 in bloedplasma
Slide 8 - Tekstslide
O2 en CO2 verplaatsen zich zo dat het verschil in druk in de longen en het bloed(plasma) zo klein mogelijk blijft. Met welke term wordt een dergelijke verplaatsing van gasmoleculen aangegeven?
A
actief transport
B
difussie
C
osmose
Slide 9 - Quizvraag
Via welke stof kunnen zuurstofmoleculen diffunderen naar de cellen?
A
Bloedplasma
B
Weefselvloeistof
C
Lymfe
Slide 10 - Quizvraag
De bron geeft schematisch een longblaasje met een longhaarvat van de mens weer. Vier plaatsen in het longhaarvat zijn aangegeven met P, Q, R en S. De pijlen geven de stroomrichting van het bloed aan.
Op welke van deze plaatsen bevindt zich zuurstof?
A
alleen op plaats R
B
alleen op de plaatsen Q en R
C
alleen op de plaatsen R en S
D
op de plaatsen P, Q, R en S
Slide 11 - Quizvraag
Het transport van zuurstof
binding wanneer:
hoge pO2
lage pCO2
lagere temperaturen
basisch milieu
Slide 12 - Tekstslide
Verzadigingskromme
zuurstofverzadiging = de waarde die aangeeft hoeveel procent van de hemoglobine in de rode bloedcellen zuurstof heeft gebonden.
Slide 13 - Tekstslide
Temperatuur
Bij een hogere temperatuur verschuift de curve naar rechts.
Bij hogere temperaturen wordt makkelijker zuurstof afgegeven.
Slide 14 - Tekstslide
pCO2
Bij een hogere CO2 concentratie verschuift de curve naar rechts.
Bij meer CO2 wordt makkelijker zuurstof afgegeven.
Slide 15 - Tekstslide
pH
Bij een lagere pH waarde verschuift de curve naar rechts.
In een zuurder milieu wordt makkelijker zuurstof afgegeven.
Slide 16 - Tekstslide
Wat is de O2 verzadiging in de bovenstaande situaties?
Slide 17 - Tekstslide
Hoeveel % zuurstof wordt dus afgegeven aan de hartspier en aan het vetweefsel?
Slide 18 - Tekstslide
Bestudeer de afbeelding (BiNaS 83D)
Wat is waar?
A
Een hogere temperatuur leidt tot een betere verzadiging van Hb
B
Een lagere pH leidt tot een betere verzadiging van Hb
C
Als de temperatuur stijgt, kan er minder O2 binden aan Hb
D
Als er minder O2 bindt aan Hb, dan daalt de temperatuur
Slide 19 - Quizvraag
Bij zware inspanning kan de pH van het bloed dalen.
Het bloed vervoert bij 100 % verzadiging 200 ml O2 per liter bloed.
Stel dat in de beenspier met pO2 4 kPa de pH daalt van 7,6 naar 7,2. Hoeveel ml zuurstof wordt er in de beenspier per liter bloed afgegeven?