Historisch Overzicht vanaf 1848 en Staatsinrichting
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4
In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Begrippen
Hoofdstuk 1
Historisch Overzicht vanaf 1848 en Staatsinrichting
Slide 1 - Tekstslide
Vul het begrip in dat bij deze omschrijving hoort:
Recht van alle burgers (vanaf een bepaalde leeftijd) om bij verkiezingen te mogen stemmen.
Slide 2 - Open vraag
Vul het begrip in dat bij deze omschrijving hoort:
Alleen mensen die vanaf een bepaald bedrag aan belasting betalen mogen stemmen.
Slide 3 - Open vraag
Vul het begrip in dat bij deze omschrijving hoort:
Verdeling van de samenleving in groepen die vrijwel langs elkaar leven.
Slide 4 - Open vraag
Vul het begrip in dat bij deze omschrijving hoort:
Streven naar gelijke rechten voor vrouwen en mannen.
Slide 5 - Open vraag
Vul het begrip in dat bij deze omschrijving hoort:
Koninkrijk met een grondwet.
Slide 6 - Open vraag
Vul het begrip in dat bij deze omschrijving hoort:
Recht om bij verkiezingen je stem uit te brengen.
Slide 7 - Open vraag
Vul het begrip in dat bij deze omschrijving hoort:
De koning en de ministers samen. de ministers hebben de uitvoerende macht.
Slide 8 - Open vraag
Vul het begrip in dat bij deze omschrijving hoort:
Politieke partijen die samen de regering vormen.
Slide 9 - Open vraag
Vul het begrip in dat bij deze omschrijving hoort:
Politieke stroming die het verschil tussen arm en rijk wil opheffen door een revolutie van de arbeiders.
Slide 10 - Open vraag
Vul het begrip in dat bij deze omschrijving hoort:
Mensen of groepen mensen die hun ideeën over politiek, onderwijs, enzovoort baseren op hun godsdienst.
Slide 11 - Open vraag
Vul het begrip in dat bij deze omschrijving hoort: Kiessysteem waarbij je alleen kunt stemmen op iemand uit je eigen regio. Per district wordt de persoon met de meeste stemmen de volksvertegenwoordiger.
Slide 12 - Open vraag
Vul het begrip in dat bij deze omschrijving hoort:
Strijd voor het krijgen van dezelfde rechten als alle andere groepen in de samenleving.
Slide 13 - Open vraag
Vul het begrip in dat bij deze omschrijving hoort: Kiessysteem met één landelijke kandidatenlijst. Wie een bepaald aantal stemmen krijgt, wordt volksvertegenwoordiger.
Slide 14 - Open vraag
Vul het begrip in dat bij deze omschrijving hoort:
Belangrijkste wet van een land waarin staat hoe het land wordt bestuurd en wat de rechten van de inwoners zijn.
Slide 15 - Open vraag
Vul het begrip in dat bij deze omschrijving hoort:
Overgang van het maken van producten met de hand naar het maken van producten met machines.
Slide 16 - Open vraag
Vul het begrip in dat bij deze omschrijving hoort:
Vrijheidsrechten die burgers beschermen tegen de overheid.
Slide 17 - Open vraag
Vul het begrip in dat bij deze omschrijving hoort: Politieke groep die vindt dat ieder mens zoveel mogelijk vrijheid moet hebben. De overheid moet zich daarom zo min mogelijk met de samenleving en economie bemoeien.
Slide 18 - Open vraag
Vul het begrip in dat bij deze omschrijving hoort:
De ministers zijn verantwoordelijk voor de politieke daden en politieke uitspraken van de koning.
Slide 19 - Open vraag
Vul het begrip in dat bij deze omschrijving hoort:
Land met een koning of keizer als staatshoofd.
Slide 20 - Open vraag
Vul het begrip in dat bij deze omschrijving hoort:
Politieke partijen die niet tot de regeringspartijen behoren.
Slide 21 - Open vraag
Vul het begrip in dat bij deze omschrijving hoort:
In Nederland: de Eerste Kamer en Tweede Kamer, samen ook wel de Staten-Generaal genoemd.
Slide 22 - Open vraag
Vul het begrip in dat bij deze omschrijving hoort:
Democratie waarin burgers via gekozen volksvertegenwoordigers invloed hebben op het bestuur.
Slide 23 - Open vraag
Vul het begrip in dat bij deze omschrijving hoort:
Recht om tijdens verkiezingen gekozen te worden.
Slide 24 - Open vraag
Vul het begrip in dat bij deze omschrijving hoort:
Land zonder koning.
Slide 25 - Open vraag
Vul het begrip in dat bij deze omschrijving hoort:
Politieke stroming die het verschil tussen arm en rijk wil opheffen door sociale wetten.
Slide 26 - Open vraag
Vul het begrip in dat bij deze omschrijving hoort: Verzamelnaam voor het streven van communisten en sociaaldemocraten naar een samenleving die is gebaseerd op gelijkheid.
Slide 27 - Open vraag
Vul het begrip in dat bij deze omschrijving hoort:
Organisatie die opkomt voor de belangen van de werknemers.
Slide 28 - Open vraag
Vul het begrip in dat bij deze omschrijving hoort:
Hier: de koning is niet verantwoordelijk voor zijn politieke daden of politieke uitspraken.
Slide 29 - Open vraag
Vul het begrip in dat bij deze omschrijving hoort: De slechte levensomstandigheden van de arbeiders in de negentiende eeuw en het besef dat daar iets aan gedaan moest worden.
Slide 30 - Open vraag
Vul het begrip in dat bij deze omschrijving hoort:
Wet waarmee de overheid het leven van mensen probeert te verbeteren.
Slide 31 - Open vraag
Welke persoon wordt hier omschreven?
Hij was een liberaal parlementariër en later minister. Hij schreef de grondwetsherziening van 1848.
Slide 32 - Open vraag
Welke persoon wordt hier omschreven?
Zij richtte de VVV en de VvVK op.
Slide 33 - Open vraag
Welke persoon wordt hier omschreven?
Zij was de eerste vrouwelijke huisarts in Nederland. Zij zich in voor de emancipatie voor de vrouw.
Slide 34 - Open vraag
Welke persoon wordt hier omschreven?
Hij was een protestants Tweede Kamerlid. Hij richtte de ARP op. In 1901 werd hij minister-president.
Slide 35 - Open vraag
Welke persoon wordt hier omschreven?
Hij zette zich in als Tweede Kamerlid in voor de emancipatie van de katholieken.
Slide 36 - Open vraag
Welke persoon wordt hier omschreven?
Hij was een socialist. Hij richtte de SDAP op en zat ruim twintig jaar in de Tweede Kamer.
Slide 37 - Open vraag
Welke persoon wordt hier omschreven?
Hij was van 1840 tot 1849 Koning der Nederlanden. Hij liet Thorbecke de grondwet wijzigen, waardoor ons land een parlementaire democratie werd.
Slide 38 - Open vraag
Welke persoon wordt hier omschreven?
Koning der Nederlanden van 1849 tot 1890.
Slide 39 - Open vraag
In welk jaar gebeurde het volgende:
Onrust in Europa. Revoluties in verschillende Europese landen.
Slide 40 - Open vraag
In welk jaar gebeurde het volgende:
Grondwet van Thorbecke.
Slide 41 - Open vraag
In welk jaar gebeurde het volgende:
Luxemburgse kwestie
Slide 42 - Open vraag
In welk jaar gebeurde het volgende:
Caoutchouc-artikel
Slide 43 - Open vraag
In welk jaar gebeurde het volgende:
Einde schoolstrijd
Slide 44 - Open vraag
In welk jaar vond de volgende gebeurtenis plaats?
Invoering Algemeen Mannenkiesrecht
Slide 45 - Open vraag
In welk jaar vond de volgende gebeurtenis plaats?
Invoering evenredige vertegenwoordiging
Slide 46 - Open vraag
In welk jaar vond de volgende gebeurtenis plaats?
Invoering actief vrouwenkiesrecht
Slide 47 - Open vraag
In welk jaar vond de volgende gebeurtenis plaats?
Eerste verkiezingen waaraan mannen en vrouwen mogen deelnemen