Zwakke werkwoorden in de OTT en voltooid deelwoord

1 / 17
volgende
Slide 1: Video
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en 1 video.

Onderdelen in deze les

0

Slide 1 - Video

Wat is de stam van een zwak werkwoord in het Duits?
timer
0:10
A
ik-vorm
B
hele werkwoord
C
hele werkwoord -(e)n
D
hij-vorm

Slide 2 - Quizvraag

Welk ezelsbruggetje ken ik, zodat ik de regelmatige werkwoorden kan vervoegen in het Duits?
A
feesttenten
B
feesttenten
C
(fe)estenten
D
(fe)esttenten

Slide 3 - Quizvraag

Sie spiel....
A
spielst
B
spielen
C
spielt
D
spiele

Slide 4 - Quizvraag

(wohnen) er ...
A
wohne
B
wohnst
C
wohnt
D
wohnen

Slide 5 - Quizvraag

Ich wohne in Dordrecht und wo (wohnen) du?
A
wohnt
B
wohnst
C
wohnest
D
wonst

Slide 6 - Quizvraag

Ich (spielen)
A
spielt
B
spiele
C
spielen
D
gespielt

Slide 7 - Quizvraag

Er (spielen)
A
spielst
B
spielt
C
spiel
D
spiele

Slide 8 - Quizvraag

wohnen (ich)
uitleg/antwoord
wohnen -> 
stam = wohn ->
ich = -e ->
wohne
A
wohne
B
wohnst
C
wohnt
D
wohnen

Slide 9 - Quizvraag

Hoe maak je het voltooid deelwoord in het Duits: meerdere antwoorden mogelijk!
A
ge+stam
B
stam+t
C
ge+stam+en
D
ge+stam+t

Slide 10 - Quizvraag

Maak het voltooid deelwoord van het Duitse werkwoord: reparieren
A
repariert
B
gerepariert
C
repariertet
D
reparieren

Slide 11 - Quizvraag

Maak het voltooid deelwoord van het Duitse werkwoord: wohnen
A
gewohnt
B
gewohntet
C
wohnt
D
wohnen

Slide 12 - Quizvraag

Maak het voltooid deelwoord van het Duitse werkwoord: spielen
A
gespielt
B
gespieltet
C
spielt
D
spielen

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van lachen in het Duits?
A
lacht
B
gelacht
C
gelachen
D
lachen

Slide 14 - Quizvraag

Maak het voltooid deelwoord van het Duitse werkwoord: trainieren
A
trainiert
B
getrainiert
C
trainiertet
D
trainieren

Slide 15 - Quizvraag

Maak het voltooid deelwoord van het Duitse werkwoord: verlieben
A
verlieben
B
geverliebt
C
verliebt
D
verliebet

Slide 16 - Quizvraag

Maak het voltooid deelwoord van het Duitse werkwoord: erzählen
A
erzählt
B
geerzählt
C
erzähltet
D
erzählen

Slide 17 - Quizvraag