2GT - herhaling lezen H 1 t/m 6 - Nieuw Nederlands

2GT - herhaling lezen H1 t/m 6
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

2GT - herhaling lezen H1 t/m 6

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De bouwstenen van een tekst 
titel
inleiding
middenstuk
bron
afbeelding
slot
tussenkopje

Slide 2 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een tekst kan op verschillende manieren ingeleid worden. Welke manier hoort er NIET bij?
A
een conclusie trekken
B
een deskundige voorstellen
C
de aanleiding voor het schrijven noemen
D
een vraag stellen

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zal geen passend deelonderwerp zijn bij het hoofdonderwerp 'vakantie'?
A
kamperen
B
heimwee
C
hotelovernachting
D
teamsporten

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In het slot wordt de tekst afgerond. Welke manier van afronden hoort er NIET bij?
A
een advies geven
B
de aanleiding noemen
C
waarschuwen
D
een toekomstverwachting geven

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn kernzinnen
en waar kun je die vinden?

Slide 6 - Open vraag

Een kernzin is de belangrijkste zin van de alinea. 
Het is vaak de eerste of laatste zin van een alinea.
Vaak wordt gevraagd naar de hoofdgedachte van een tekst.
Leg uit wat dat is.

Slide 7 - Open vraag

In één zin het belangrijkste wat over het onderwerp wordt gezegd. 

Een samenvatting van de tekst in één zin.
Het tegenovergestelde van hoofdzaken is bijzaken.

Wat zijn geen bijzaken?
A
voorbeelden
B
de gegevens in de kernzinnen
C
details
D
uitleg

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verbanden en signaalwoorden
Jullie hebben drie tekstverbanden geleerd:
1. Opsomming
Dit zijn zaken die bij elkaar horen en  achter elkaar worden opgenoemd. 
2. Tegenstelling
Dit zijn zaken die in de tekst tegenovergesteld zijn aan elkaar.
3. Redengevend (argument)
Hierbij wordt aangegeven waarom iemand iets vindt of doet.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opsomming
tegenstelling
reden/ argument
daarom
tevens
omdat
want
daarnaast
hoewel
vervolgens
toch
daarentegen
ook
maar
immers

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies


Opsomming, tegenstelling of argument?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
argument

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Feit, mening
of argument?


A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Het zinsgedeelte na de pijl is een 
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat vind je in deze tekst?
A
mening
B
mening en argument
C
feit en mening
D
feit, mening en argument

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar moet je NIET op letten als je wil weten of een tekst betrouwbaar is?
A
de deskundigheid van de schrijver
B
het doel van de tekst
C
de bron
D
de leeftijd van de schrijver

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Betrouwbaar
Niet betrouwbaar
reclame van de Efteling
artikel in de Quest
foto op Instagram
instructie
programma van politieke partij
een tekst uit 2010 over de nieuwste computergadgets 
een tekst uit 2021 over de nieuwste computergadgets
 resultaten van een onderzoek

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

breed publiek
kleiner publiek
een persoon of een klein groepje
een mail aan de leraar wiskunde
een artikel in de krant
Een flyer over een bootcamp voor alle tweedejaars
een verjaardagskaart
Alle bejaarden van Nederland
 alle paardenliefhebbers
een uitnodiging aan een groepje van vier vriendinnen om te gaan high tea'en 
het weerbericht
alle fans van Max Verstappen

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies