hv2p 20/06

Goedemorgen hv2p!
Ga lekker zitten en pak je spullen.

Je hebt nodig:
  • lesboek
  • schrift
  • pen of potlood
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen hv2p!
Ga lekker zitten en pak je spullen.

Je hebt nodig:
  • lesboek
  • schrift
  • pen of potlood

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
De komende periode gaan we aan de slag met: lezen.

We herhalen eerst de theorie die we eerder hebben behandeld, namelijk: 
  • hoofd- en bijzaken, kernzinnen
  • tekstverbanden en signaalwoorden
  • feiten, meningen en argumenten
Daarna leg ik nieuwe theorie uit en gaan jullie zelfstandig voorbereiden voor de toets in de toetsweek. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze les

  • lesstof herhalen
  • nieuwe theorie uitleggen
  • opdracht maken 

Slide 3 - Tekstslide

Hoofd- en bijzaken en kernzinnen
De belangrijkste informatie in een tekst noemen we de hoofdzaken
Wat niet zo belangrijk is, zijn de bijzaken

De hoofdzaken van een tekst vind je vaak op voorkeursplaatsen, zoals de inleiding en het slot van een tekst.

De hoofdzaak van een alinea staat vaak in de kernzin

Soms heeft een alinea geen kernzin. Dan moet je zelf de hoofdzaak bepalen.

Slide 4 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden
In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea’s met elkaar samen. 

Die samenhang heet het tekstverband

Je kent al het chronologisch verband, het opsommend verband, het tegenstellend verband en het toelichtend verband.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Feiten, meningen of argumenten
Een feit is iets waarvan je kunt controleren of het waar of onwaar is. 

Een mening of standpunt is wat iemand van iets vindt. Met iemands mening kun je het eens of oneens zijn.
Als iemand zegt waaróm hij een bepaalde mening heeft, gebruikt hij een argument.
–> Je zou dat blauwe jasje aan moeten doen naar het Lentefeest. (= mening) 
Dat staat je namelijk geweldig! (= argument)


Slide 8 - Tekstslide

Kritisch lezen

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Kritisch lezen
Niet alle informatie die je vindt in kranten, tijdschriften, radio en tv is betrouwbaar. 

Soms klopt de informatie niet, doordat de auteur niet deskundig genoeg is. Ook kan de informatie in een tekst verouderd zijn. 
In sommige gevallen is de schrijver niet objectief, omdat hij daar belang bij heeft. 

Slide 11 - Tekstslide

Stel bij het kritisch lezen van een tekst het volgende vast:

  • Is de auteur deskundig en onpartijdig? 
  • Wat is de bron van de tekst? Met andere woorden: waar(in) is de tekst gepubliceerd?
  • Zijn de mensen die geïnterviewd worden, betrouwbaar en deskundig?
    Komen er voor- én tegenstanders aan het woord?
  • Is de informatie in de tekst niet verouderd / nog actueel?
  • Klopt het wat de auteur zegt? Laat hij geen belangrijke dingen weg?
  • Gebruikt de auteur sterke argumenten of kun je er makkelijk iets tegen inbrengen?





Slide 12 - Tekstslide

Tekst & publiek
Om zijn doel te bereiken houdt een schrijver houdt altijd rekening met zijn publiek
Dat zie je zo:

  • het onderwerp – Een tekst over de hoge gasprijzen is voor volwassenen en een tekst over de nieuwste waterpistolen is voor jongeren.
  • de bron – Een krant is voor algemeen publiek, sommige tijdschriften zijn alleen voor meiden (Tina) of jongens (Panna).
  • het taalgebruik – Een tekst voor jongeren heeft korte zinnen en weinig moeilijke woorden. Een wetenschappelijke tekst heeft vaak lange zinnen en veel moeilijke woorden.
  • de lay-out - Je ziet aan de kleuren, illustraties en koppen voor welk publiek iets is geschreven.




Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag!
Wat? Je maakt opdracht 2 en 3 van H6.
Hoe? Noteer de antwoorden in je schrift. Je werkt zelfstandig. 
Hulp? Gebruik je boek.
Tijd? 15 minuten.
Uitkomst? We bespreken straks de opdracht.
Klaar? Maak opdracht 1. 

Slide 18 - Tekstslide