Vragen didactiek periode 8

Vragen didactiek periode 8
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Vragen didactiek periode 8

Slide 1 - Tekstslide

Welke woordenschatfase hoort bij een kind van 2 jaar?
A
Woordgeheugen
B
Netwerken
C
Overgeneraliseren
D
Voorkennis

Slide 2 - Quizvraag

Wat betekent diepere woordenschat?
A
De kinderen beginnen woorden te herkennen
B
De kinderen breidden hun woordenschat uit

Slide 3 - Quizvraag

Hoe heet een streeflijst voor kleuters?
A
BAK-lijst
B
WAK-lijst
C
Streeflijst
D
WRAK-lijst

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de derde stap van de viertakt?
A
Semantiseren
B
Voorbewerken
C
Controleren
D
Consolideren

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent 'betekenisvolle context'
A
Woorden herhalen
B
Nieuwe woorden behandelen die passen bij een thema
C
Iets heeft een betekenis
D
Uitgebreidere betekenissen van woorden leren

Slide 6 - Quizvraag

Wat zijn de drie uitjes
A
Uitleggen, uitbeelden, uitbreiden
B
Uitleggen, uitvoeren, uitbreiden
C
Uitzoeken, uitbeelden, uitbreiden
D
Uitzoeken, uitvoeren, uitleggen

Slide 7 - Quizvraag

Vanaf wanneer gebruik je woordstrategieën?
A
Groep 3
B
Groep 5
C
Groep 4
D
Groep 6

Slide 8 - Quizvraag

De juiste volgorde is
uitleggen
uitbeelden
uitbreiden
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent semantiseren?
A
Oude woorden herhalen
B
Nieuwe woorden uitleggen
C
Nieuwe woorden aanleren

Slide 10 - Quizvraag

Hoe kan je consolideren?
A
Galgje
B
Woordzoekers
C
Woordenkast
D
Praten

Slide 11 - Quizvraag