3.4 De handel groeit weer

§3.4 De handel groeit weer
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

§3.4 De handel groeit weer

Slide 1 - Tekstslide

Programma:
Herhalen lesdoelen vorige les
Huiswerk bespreken
Uitleg 3.1
Lesdoelen controleren

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen vorige les
Je kunt uitleggen hoe monniken het christendom verder verspreidden in Europa.
Je kunt met voorbeelden laten zien dat het christendom belangrijk was voor mensen in de middeleeuwen
Je kunt de drie standen in de middeleeuwse samenleving en hun taken benoemen.

Slide 3 - Tekstslide

In de middeleeuwen was de bevolking verdeeld in standen.  Dit noemen we een standensamenleving. Een stand is een groep mensen met een eigen taak.

1) De geestelijken (iemand in dienst van de kerk): bidden voor de mensen. De leider van de kerk was de paus.

2) Adel: moest de geestelijken en boeren beschermen. Je was van adel als je vader dat ook was, of wanneer je benoemt was door de koning.

3) Boeren: moesten het land bewerken en voor voedsel zorgen.

Noteer:

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

§3.2, blz. 139, opdracht 3 t/m 10


Huiswerk:

Slide 6 - Tekstslide

Noteer:
Tussen het jaar 500 en 1000 was bijna iedereen in Europa boer. Toen de landbouwopbrengst weer steeg, ontstonden er weer steden. 
De landbouwopbrengst steeg door:

1) Het drieslagstelsel
2) Het ontginnen van woeste gronden

Slide 7 - Tekstslide

Drieslagstelsel
Ontginnen

Slide 8 - Tekstslide

Noteer:
Meer handel betekende meer spullen om mee te handelen.  Dit gebeurde op kruispunten van wegen of rivieren, of bij kloosters en kastelen. Hier ontstonden dorpjes. Sommige dorpjes groeiden uit tot steden.
Er ontstond ook langeafstandshandel tussen verschillende gebieden in Europa.

Handelaren uit Noord-Europa werkte samen en lieten hun schepen samen varen, dat was veiliger. Deze groep van samenwerkende steden heette de Hanze.

Slide 9 - Tekstslide

Noteer:
Mensen ruilden vaak producten. Ze betaalden nog niet met geld.
Door de toenemende handel kregen mensen behoefte om met geld te betalen. Betalen met geld noemen we een geldeconomie.
Het betalen met geld was lastig in de middeleeuwen.  Elke stad of gebied had zijn eigen munt.

Slide 10 - Tekstslide

1) Waarom was dit een probleem?

2) Hoe zou je dit probleem oplossen?
'Het betalen met geld was lastig in de middeleeuwen. Elke stad of gebied had zijn eigen munt.'

Slide 11 - Tekstslide

Belangrijk!
In de middeleeuwen was de samenleving opgedeeld in standen. De standen op het platteland waren anders dan de standen in de steden.

Schrijf voor zowel het platteland als de stad de verschillende standen op. Geef ook aan welke mensen bij een stand horen. (

Slide 12 - Tekstslide

Noteer:
In de stad werkten mensen met hetzelfde beroep samen in een gilde. Je moest hier lid van zijn om je werk in een stad te kunnen doen.
Als je een beroep wilde leren, werd je eerst leerling bij een meester van een gilde. Als je een goede leerling was, werd je na een paar jaar gezel.

Slide 13 - Tekstslide

Noteer:
Steden verdienden stadsrechten van de heer van het gebied, in ruil voor het betalen van belasting.
Met stadsrechten mocht een stad:
- Zelf wetten en regels maken.
- Zelf de stad besturen.
- Zelf rechtspreken.
- Een muur om de stad bouwen. 

Slide 14 - Tekstslide

Noteer:
De belangrijkste bestuurder van de stad was een schout. Hij werd gekozen door de heer.
In het stadsbestuur waren ook schepenen. Zij werden gekozen door een kleine groep belangrijke burgers. Arme burgers hadden nauwelijks inspraak. 

Slide 15 - Tekstslide