Gr. 7 Herhaling taalbeschouwing blok 5

Herhaling taalbeschouwing Blok 5
- bijwoorden
- werkwoorden
- persoonsvorm, gezegde en onderwerp
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Herhaling taalbeschouwing Blok 5
- bijwoorden
- werkwoorden
- persoonsvorm, gezegde en onderwerp

Slide 1 - Tekstslide

Bijwoorden
- zegt iets over een bijv.nw. (de HELE grote neus)
- zegt iets over een werkwoord (hij loopt SNEL)
- zegt iets over de plaats (HIER is het)
- zegt iets over de tijd (MORGEN gaan we)

Slide 2 - Tekstslide

De buurman bedankte haar hartelijk.
Waarover zegt het bijwoord hartelijk iets?
A
een bijvoeglijk naamwoord
B
de tijd
C
de plaats
D
een werkwoord

Slide 3 - Quizvraag

Dat zijn erg oude schoenen.
Waarover zegt het bijwoord erg iets?
A
een bijvoeglijk naamwoord
B
de plaats
C
de tijd
D
een werkwoord

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het bijwoord in deze zin:
Oma was gisteren jarig.

Slide 5 - Open vraag

Wat is het bijwoord in deze zin:
Je kunt jouw pinpas hier vinden.

Slide 6 - Open vraag

persoonsvorm - gezegde - onderwerp
Afspraken:
  •  Zoek altijd eerst de persoonsvorm.
    ?  /   tt <-> vt   /   mv <-> ev
  • Zoek dan het gezegde : alle werkwoorden in de zin
    (soms is het gezegde alleen de PV)
  • Zoek dan het onderwerp: wie of wat doet het?

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in deze zin:
Waarom zwaaide hij naar dat vervelende kind?
A
waarom
B
hij
C
zwaaide
D
dat vervelende kind

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in deze zin:
Het meest hield hij van oude verhalen

Slide 9 - Open vraag

Wat is het gezegde in deze zin:
Alles kon voor hem een avontuur zijn.

Slide 10 - Open vraag

Wat is het onderwerp in deze zin:
In de verte zag het tweetal een aantal windmolens staan.

Slide 11 - Open vraag

Werkwoorden
onvoltooide tijd : er staat alleen een zelfstandig werkwoord in de zin (1 werkwoord, de persoonsvorm, dat vertelt wat er echt gebeurt)
Bijvoorbeeld: Hij liep naar huis. - liep
voltooide tijd : er staat een hulpwerkwoord én een voltooid deelwoord in de zin. 
Bijvoorbeeld: Hij is naar huis gelopen. - is gelopen

Slide 12 - Tekstslide

Welke zin staat in de voltooide tijd?

A
De juf typt het antwoord.
B
De juf heeft het antwoord getypt.

Slide 13 - Quizvraag

Welke zin staat in de onvoltooide tijd?
A
Jelle speelt op zijn gitaar.
B
Welk liedje heeft hij gespeeld?
C
Heeft hij er ook bij gezongen?
D
Ja hij had er ook bij gezongen!

Slide 14 - Quizvraag

Welke zin staat in de voltooide tijd?
A
Bas en Joris spelen buiten.
B
Ze worden helemaal nat.
C
Het heeft namelijk geregend.
D
Bas en Joris spelen gewoon verder.

Slide 15 - Quizvraag

Aan de slag!
Nu hebben we alles weer even herhaald.
Maak de herhalingsles in Snappet en probeer zo weinig mogelijk foutjes te maken. 

Denk goed na voor je op verder klikt en houd jouw aantekeningen erbij. Spieken zorgt ervoor dat je het onthoudt!

Slide 16 - Tekstslide