Begeleiden, les 28, leerjaar 2

Cliënten met risico- en probleemgedrag P-K1-W2
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
BegeleidenMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Cliënten met risico- en probleemgedrag P-K1-W2

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- AWR
- filmpje
- terugblik en vooruitblik
- Leerdoelen
- theorie
- Leerdoelen behaald?
- Volgende week
- Opdracht Thieme Meulenhoff
- Hoe vond je de les?




Slide 2 - Tekstslide

Terugblik & Vooruitblik
Vorige les hebben we het over over cliënten met ontwikkelingsstoornissen gehad

Vandaag gaan we het hebben cliënten met risico- en probleemgedrag

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Leerdoelen
- Aan het eind van de les kan je voorbeelden noemen van risico- en probleemgedrag
- Aan het eind van de les kan je vertellen hoe je moet begeleiden in verschillende situaties

Slide 5 - Tekstslide

De volgende onderwerpen komen aan bod
  • agressief gedrag;
  • automutilerend gedrag;
  • suïcidaal gedrag;
  • machteloosheid bij medewerker

















Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Agressief gedrag
Agressief gedrag uit zich in gewelddadige, niet-passende verbale en/of non-verbale acties naar personen of materialen. Agressief gedrag is grensoverschrijdend naar de ander en is daarom niet toelaatbaar. Bedenk dat agressief gedrag ook een vorm van communiceren is: de cliënt zegt er bewust of onbewust iets mee.
Voorbeelden van agressief gedrag zijn: duwen, slaan, knijpen, door elkaar schudden, met dingen gooien, bijten, stompen, brandwonden toebrengen, de keel afknijpen en het gebruik van een wapen. Agressief gedrag is niet iets dat ‘hoort’ bij een psychiatrische stoornis, maar het komt wel vaker voor bij mensen met een psychiatrische stoornis dan bij mensen zonder psychiatrische stoornis.


Slide 8 - Tekstslide

Hoe ziet agressie eruit? Zoek op internet een foto dat agressie laat zien.

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

Opdrachten:

- Thieme Meulenhoff: boek: Agogisch Medewerker GGZ, thema 8.18 opdrachten 1 t/m 12

Slide 11 - Tekstslide

Oorzaken van agressief gedrag
  • angst
  • angsstoornis
  • posttraumatische stressstoonis
  • boosheid
  • gebruik van drank en drugs
  • verlies van zelfcontrole
  • persoonlijkheidsstoornissen
  • voorgeschiedenis van cliënt, kans op herhaling

Slide 12 - Tekstslide

Herkennen van agressief gedrag
Voorbeelden van signalen van geprikkeldheid en agitatie
  • verheffen van de stem
  • sneller praten
  • samenknijpen van de handen
  • optrekken van de schouders
  • de armen stijf voor het lichaam vouwen
  • abrupt bewegen
  • trillen
  • transpireren













Slide 13 - Tekstslide

Voorkomen van agressief gedrag
  • Straal rust en overtuiging uit in wat je vindt of voelt. 
  • Maak en houd contact. 
  • Neem niet te veel afstand, maar kom ook niet te dichtbij. 
  • Wees respectvol in je bejegening. 
  • Wees geduldig, transparant, accepterend, neutraal en maak zo mogelijk gebruik van humor.









Slide 14 - Tekstslide

Begeleiden van agressief gedrag
Wat je kunt doen bij het begeleiden van een cliënt bij oplopende spanning en (dreigend) agressief gedrag, is te onderscheiden in drie clusters:
  1. interventies gericht op de-escalatie;
  2. interventies gericht op het stellen van grenzen;
  3. interventies gericht op het beperken van de bewegingsvrijheid.


Slide 15 - Tekstslide

Automutilerend gedrag
Bij automutilerend gedrag verwondt de cliënt zichzelf opzettelijk (zelfverminking). Meestal spreekt men kortweg van automutilatie. Voorbeelden van automutilatie zijn: zichzelf krabben, het haar uittrekken, zichzelf snijden en zichzelf lichte brandwonden toebrengen. Automutilatie kan op suïcidaal gedrag lijken, maar dat is het niet.

Slide 16 - Tekstslide

Oorzaken van automutileren
In de DSM-5 staat automutilatie niet als op zichzelf staande stoornis beschreven, maar als symptoom dat hoort bij een borderline persoonlijkheidsstoornis of posttraumatische stressstoornis.

Slide 17 - Tekstslide

Risicofactoren waarbij een verband is gevonden met zelfbeschadigend gedrag zijn:
Psychiatrische problematiek
  • (borderline) persoonlijkheidsstoornis;
  • angst of depressie;
  • eetstoornissen;
  • middelengebruik of -verslaving.



Slide 18 - Tekstslide

Persoonlijke en psychologische factoren
  • negatief temperament;
  • verstoorde regulatie van emoties;
  • gebrek aan zelfwaardering;
  • gebrek aan zelfvertrouwen;
  • perfectionisme;
  • impulsiviteit.




Slide 19 - Tekstslide

Sociale factoren en ingrijpende levensgebeurtenissen
  • seksueel misbruik als kind;
  • ervaringen van zelfbeschadigend gedrag in het gezin;
  • andere traumatische ervaringen zoals mishandeling, verwaarlozing,
  • echtscheiding van ouders, gepest worden, sterfgeval.

Slide 20 - Tekstslide

Herkennen van automutileren
Soms blijft automutilatie lange tijd onontdekt. Dit is mogelijk wanneer de cliënt:

zich schaamt voor zijn automutilerend gedrag en zijn verwondingen verstopt of smoesjes verzint over waarom hij bepaalde verwondingen heeft;
onzichtbare verwondingen veroorzaakt, bijvoorbeeld met het achterhoofd tegen de muur bonken (blauwe plekken en bulten blijven onder het haar verborgen), krassen in de buik (blijft verborgen onder shirt of trui), enkels tegen de muur kapot schaven (schaafwonden blijven onder sokken en broek verborgen).

Slide 21 - Tekstslide

Om erachter te komen dat een cliënt automutilerend gedrag vertoont, zul je zijn vertrouwen moeten winnen en moet je ernaar durven vragen. Misschien lijkt het je vreemd er direct naar te vragen, toch is dit vaak wel de simpelste manier. Vraag bijvoorbeeld aan de cliënt wat hij doet als hij zich slecht voelt. Ga zo nodig nog iets verder: ‘Sommige mensen doen zichzelf dan pijn. Wat doe jij?’ Wil de cliënt dit alleen vertellen als je belooft het geheim te houden, ga daar dan niet in mee. Die belofte kun je niet maken

Slide 22 - Tekstslide

Signalen van automutilatie herkennen
Je ziet aan de cliënt bijvoorbeeld dat hij gaat trillen of onrustig wordt. Soms verwoordt hij die spanning ook. Hij zegt dan bijvoorbeeld dat hij geen controle meer over zichzelf heeft.
De spanning is zo ondraaglijk dat de cliënt gaat dissociëren: gedachten, gevoelens, lichamelijke gewaarwordingen voelen niet meer als van zichzelf. De cliënt vervreemdt op die manier van zichzelf en anderen en raakt gevoelloos. Het gevolg is dat de cliënt toegeeft aan de onweerstaanbare drang om zichzelf te verwonden.
 


Slide 23 - Tekstslide

Het gebeurt ook omgekeerd. In dat geval snijdt de cliënt zich eerst, vanuit gevoelens van boosheid, angst, schaamte of zich waardeloos voelen en daarna dissocieert hij.
Bij automutilatie is niet altijd sprake van dissociatie maar een belangrijk kenmerk bij zelfverwonding is wel dat de cliënt de controle over zichzelf verliest. Hij kan geen weerstand bieden aan de impulsen van binnenuit. Opvallend is ook dat de cliënt zegt geen pijn te voelen tijdens het automutileren.





Slide 24 - Tekstslide

Bij automutilatie is niet altijd sprake van dissociatie maar een belangrijk kenmerk bij zelfverwonding is wel dat de cliënt de controle over zichzelf verliest. Hij kan geen weerstand bieden aan de impulsen van binnenuit. Opvallend is ook dat de cliënt zegt geen pijn te voelen tijdens het automutileren.




Na het zelfverwondend gedrag is vaak sprake van gemengde gevoelens. Naast opluchting (de spanning is eruit) komen meestal ook gevoelens van schaamte en/of schuld naar boven, waardoor de cliënt de neiging heeft zich terug te trekken uit contact.
Sommige cliënten passen heel heftige vormen van automutilatie toe. Ze verzamelen dan vaak gericht attributen om dat te doen, zoals glasscherven of vlijmscherpe hobbymessen.

Slide 25 - Tekstslide

Voorkomen van automutilerend gedrag
In principe is een cliënt altijd zelf verantwoordelijk voor het eigen gezondheidsgedrag en dus ook voor het omgaan met situaties die spanning oproepen. De cliënt met een verhoogd risico op automutilerend gedrag ontbreekt het aan constructieve vaardigheden om met spanningsvolle situaties om te gaan. Houd hier rekening mee en voorkom dat je automutilerend gedrag uitlokt.




Slide 26 - Tekstslide

Mogelijkheden zijn:
  • Stel niet te hoge eisen aan de cliënt.
  • Verwoord duidelijk en begrijpelijk de vragen en eisen die je stelt.
  • Stel haalbare en duidelijke doelen voor en met de cliënt.
  • Herken en erken de behoefte aan aandacht.
  • Doorbreek oplopende spanning en leidt de cliënt af van zijn angst.
  • Bied alternatief gedrag aan, zoals afreageren op een boksbal, hardlopen of samen een luchtje scheppen.
  • Stimuleer de cliënt tot contact zoeken in plaats van zich terugtrekken op een stille plaats.







Slide 27 - Tekstslide

Begeleiden van automutilerend gedrag
Wanneer het automutilerend gedrag zich (toch) voordoet, is het belangrijk om op een neutrale manier met de verwondingen om te gaan. Leg geen nadruk op het (ongewenste) zelfverwondend gedrag, want dan bekrachtig je onbedoeld het ongewenst gedrag. Anders gezegd: houd het hoofd koel en het hart warm. Wees op een professionele manier betrokken.

Slide 28 - Tekstslide

Bij voorkeur laat je de cliënt zelf zijn verwondingen verbinden. Alleen als dat niet mogelijk is, leg je een (nood)verband aan en zo nodig schakel je dan een arts in.

Zelfverwondend gedrag heeft soms een behoorlijk effect op naastbetrokkenen. Zeker als het gedrag verminkende vormen aanneemt en/of het regelmatig terugkeert. Door middel van psycho-educatie kun je naastbetrokkenen informeren hoe zij het beste kunnen omgaan met het gedrag.
Zelfverwondend gedrag roept misschien ook na verloop van tijd bij jouzelf meer negatieve gevoelens op: boosheid bijvoorbeeld in plaats van empathie. Of machteloosheid in plaats van betrokkenheid.



Slide 29 - Tekstslide

Suïcidaal gedrag
Wat suïcidaal gedrag is, lijkt duidelijk, maar dat is het toch niet. Er vallen veel gedragingen onder.

Slide 30 - Tekstslide

Suïcidaal gedrag is dus een verzamelterm. Het kent de volgende vormen.
Suïcidale toestand
Suïcidale ideatie
Suïcidepoging
Suïcide
Zelfdestructief gedrag


Slide 31 - Tekstslide

Oorzaken suïcidaal gedrag
Veel mensen die door suïcide om het leven komen, maken min of meer weloverwogen een eind aan hun leven. De problemen die de betrokkene had, zijn zo groot geworden dat het leven voor hem geen zin meer had.

Slide 32 - Tekstslide

Verhoogd risico suïcidaal gedrag
Bij twee groepen mensen is het nodig extra alert te zijn op het risico van suïcide.
In de eerste plaats gaat het om mensen die eerder een suïcidepoging hebben gedaan. Van alle mensen die door suïcide overlijden heeft ongeveer 50% een eerdere suïcidepoging gedaan.

In de tweede plaats gaat het om mensen bij wie een psychiatrische stoornis is vastgesteld. Vooral wanneer iemand klinisch behandeld is geweest, is sprake van forse toename van het risico, namelijk 40 maal hoger dan bij mensen zonder psychiatrische problemen.

Slide 33 - Tekstslide

Herkennen suïcidaal gedrag
In veel gevallen zijn er wel signalen dat iemand bezig is met het overwegen of voorbereiden van een suïcidepoging. Soms zijn er al maanden van tevoren signalen die de oplettende waarnemer kunnen opvallen. De cliënt doet bijvoorbeeld bedekte uitspraken, zoals:

  • Ik denk niet dat ik oud ga worden.
  • Van mij hoeft het niet meer, ik wil rust.
  • Ik zie het niet meer zitten.
  • Het lijkt me heerlijk rustig aan die overkant.



Slide 34 - Tekstslide

Ook bepaald gedrag kan opvallen. Denk aan:

  • medicijnen sparen;
  • afscheid nemen van belangrijke personen;
  • weggeven van geliefde persoonlijke bezittingen;
  • zich terugtrekken uit sociale contacten;
  • geen interesse meer in anderen of de omgeving;
  • zelfverwaarlozing;
  • slapeloosheid;
  • bewegingsdrang (bij depressieve stemming).







Slide 35 - Tekstslide

Voorkomen van suïcide
  • Hoe heb je de laatste dagen ervaren, zwaar?
  • Heb je het gevoel gehad dat je even weg wilde, rust wilde?
  • Heb je dat gevoel weleens gehad?
  • Dacht je dan aan rust of dacht je aan nog meer?
  • Toen je bedacht wel weg te willen zijn, dacht je toen aan zelfdoding?
  • Heb je al weleens daadwerkelijk plannen gemaakt?




Slide 36 - Tekstslide

Begeleiden van cliënten bij suïcidegevaar
Aandachtspunten zijn:

  • Wees duidelijk in wat je verwacht.
  • Heb niet te hoge verwachtingen.
  • Houd je aan gedane beloften.
  • Wijs de cliënt niet af.
  • Geef de cliënt het gevoel dat hij niet alleen staat.




Slide 37 - Tekstslide

Leerdoelen behaald?
- Aan het eind van de les kan je voorbeelden noemen van risico- en probleemgedrag
- Aan het eind van de les kan je vertellen hoe je moet begeleiden in verschillende situaties

Slide 38 - Tekstslide

Volgende week
Volgende week gaan we het hebben over ondersteunen van mensen met een lichte en matige beperking

Slide 39 - Tekstslide

Wat vonden jullie van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 40 - Poll