In deze les zitten 48 slides, met tekstslides en 4 videos.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
6 VWO Goede tijden, slechte tijden
Slide 1 - Tekstslide
Even stilstaan
Slide 2 - Tekstslide
programma
start periode 2 (conjunctuur)
Introductie Uitleg Aan de slag
Slide 3 - Tekstslide
Doel van deze periode
verklaren waarom de economie groeit en krimpt
overzicht van manieren om in te grijpen in de economie (bijvoorbeeld om groei te stimuleren of af te remmen)
rente, belastingen, investeren
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Video
wat is conjunctuur?
‘vraagzijde / conjunctuur’ en de ‘aanbodzijde / structuur’ van de economie
Slide 8 - Tekstslide
twee zijden van de economie
vraag (conjunctuur)
aanbod (structuur)
Denk aan het marktmodel van de 4e klas
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
Slide 11 - Tekstslide
doel van de les
Je weet na deze les:
betekenis van conjunctuur
wat groei van het BBP is
Slide 12 - Tekstslide
Herhaling
BBP: waarde productie van goederen en diensten in een land (in een jaat)
BBP is veranderlijk in de tijd, waardoor?
waarom verandert de productie?
wat is de relatie tussen productie (aanbod) en vraag (bestedingen: C, I, O, E, M)
Slide 13 - Tekstslide
Reeele groei of nominale (volume)groei? Wat was de reeele groei? Bereken het!
Slide 14 - Tekstslide
groei?
Als de groei negatief is (krimp).
Recessie: minimaal twee kwartalen met economische krimp
Depressie: lange periode met economische krimp
Afnemende groei vertaalt zich in laagconjunctuur (is niet hetzelfde als krimp)
Slide 15 - Tekstslide
doel van de les
Je weet na deze les:
betekenis van conjunctuur
wat groei van het BBP is
Slide 16 - Tekstslide
De conjunctuur: schommelingen in de groei van reeel BBP rondom de trend
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
6 VWO Goede tijden, slechte tijden
Slide 19 - Tekstslide
programma
les van vorige keer afmaken...
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
opdracht teken in het marktmodel de komst van laagconjunctuuur
Slide 25 - Tekstslide
opdracht teken in het marktmodel de komst van hoogconjunctuuur
Slide 26 - Tekstslide
De conjunctuur: schommelingen in de groei van reeel BBP rondom de trend
Slide 27 - Tekstslide
Aan de slag
zelf 2,3
daarna samen 5, 6
Slide 28 - Tekstslide
2
2 a De golflijn geeft de feitelijke vraag en aanbod (productie) in de economie weer. De trendlijn geeft het aanbod weer zoals je dat zou kunnen verwachten op basis van de trendmatige ontwikkelingen. Vraag en aanbod leiden tot productie.
b Een aantal voorbeelden van aanbodfactoren, zijn: de omvang van de beroepsbevolking, de kwaliteit van de beroepsbevolking (afhankelijk van kennisniveau), de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit (afhankelijk van kennisniveau en technologische ontwikkeling), het vestigingsklimaat. Met de aanbodkant van de economie bedoelen economen de beschikbare productiefactoren. Deze bepalen de omvang van de productiemogelijkheden.
Slide 29 - Tekstslide
c De productiecapaciteit van een land geeft de maximaal mogelijk productieomvang aan (in stuks of in geld). Dit is het geval bij de volledige inzet van alle productiefactoren (zie opmerking hiervoor).
d De vergelijking van de productiecapaciteit met de effectieve vraag geeft inzicht in de benutting van de economie. Als EV>productiecapaciteit (hoogconjunctuur), dan zijn de bestedingen groter dan wat er in de economie maximaal geproduceerd kan worden. Als de EV<productiecapaciteit (laagconjunctuur), dan zijn de bestedingen kleiner dan de maximaal mogelijke productie.
Slide 30 - Tekstslide
3
1. De productiecapaciteit stijgt, omdat het aanbod van de productiefactor arbeid groter wordt.
2. De productiecapaciteit daalt, omdat het aanbod van de productiefactor arbeid kleiner wordt.
3. De productiecapaciteit stijgt, omdat het aanbod van de productiefactor natuur groter wordt.
4. De productiecapaciteit stijgt, doordat meer bedrijven investeren en zich vestigen nemen de productiemogelijkheden toe.
Slide 31 - Tekstslide
5 a Als de beschikbare productiecapaciteit bereikt is en de bestedingen verder toenemen gaan prijzen stijgen, omdat de productieomvang niet meer kan toenemen. Het prijsniveau zal gaan stijgen bij een aanhoudende groei van de vraag.
b Door het stijgen van het prijsniveau neemt de nominale waarde van het bbp ook toe. Als de maximale productie is bereikt stijgen de prijzen. De totale productie wordt daardoor meer waard.
Slide 32 - Tekstslide
6 a In figuur 4 gaat het om een procentuele trendmatige groei. Elk jaar stijgt het bbp met 2%. Als je in figuur 2 kijkt zie je hoe die jaarlijkse groei er absoluut uit ziet.
b Een krappe arbeidsmarkt is een arbeidsmarkt waarbij de vraag naar arbeidskrachten groter is dan het aanbod. Bedrijven en overheid kunnen moeilijk aan personeel komen. Dat speelt al de EV > trend. De geaggregeerde vraag is zo groot dat de productiecapaciteit het niet aan kan. Het speelt dus in fase III en IV.
c In elke conjuncturele situatie kan er sprake zijn van werkloosheid. Dat is dan structurele werkloosheid. Bijvoorbeeld omdat mensen niet de juiste opleiding hebben, of om dat de productie vooral door machines (kapitaal) wordt gedaan.
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
maken
9, 10
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Tekstslide
maken
11, 13
Slide 38 - Tekstslide
slot
Wat geleerd?
Slide 39 - Tekstslide
6 VWO, H26
Slide 40 - Tekstslide
programma
start periode 2 (conjunctuur)
26.1 Introductie Uitleg Aan de slag
Slide 41 - Tekstslide
Vorige les
reële groei bbp
schommelingen in de economie (contract bij supermarkt, tour de france...)