Voorbereiden Tentamen Mens en Activiteit deel 2

Voorbereiden Tentamen Mens en Activiteit deel 2
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

Voorbereiden Tentamen Mens en Activiteit deel 2

Slide 1 - Tekstslide

Puberteit
Gemiddeld kom je rond je 12e in de puberteit
In de puberteit verander je lichamelijk (fysiek)
, geestelijk (Mentale verandering)
 en sociaal- kenmerken enverandering

Slide 2 - Tekstslide

lichamelijke veranderingen voor een jongen in de puberteit
A
schaamhaar, bredere schouders, zaadlozingen,okselhaar
B
schaamhaar, zweetklieren, bredere schouders, meet vet

Slide 3 - Quizvraag

Het schaamhaar en okselhaar gaat groeien.
A
Lichamelijke verandering
B
Mentale verandering
C
Sociale verandering

Slide 4 - Quizvraag

Ze leren verbanden leggen
A
Lichamelijke verandering
B
Mentale verandering
C
Sociale vernadering

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een verandering in denken (mentale verandering) in de puberteit?
A
pubers zijn volgzaam
B
pubers gaan meer discussiëren
C
pubers bekijken alles vanuit zichzelf
D
pubers verliezen het overzicht

Slide 6 - Quizvraag

Gedragsprobleem 
Ernstige gedragsproblemen zijn:
  • Druk en impulsief gedrag, veel praten, anderen afleiden van hun werk en niet  nadenken maar gewoon doen.
  • Dwars en opstandig gedrag- Niet luisteren naar ouders, docenten en ruzie maken.
  • Prikkelbaar/ driftig gedrag- Woede uitbarstingen, geïrriteerd en boos reageren op de omgeving.
  • Asociaal gedrag: Grof taalgebruik, liegen stelen en vechten. 

Slide 7 - Tekstslide

Wat is abnormaal of asociaal gedrag?
A
Rekening houden met elkaar
B
Geen rekening houden met elkaar
C
Je bent dan een puber
D
Je bent tolerant

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van asociaal gedrag?
A
Plastic drinkflesje in de prullenbak gooien.
B
Voor iemand opkomen die gepest wordt.
C
's Nachts harde muziek draaien in een flat
D
Opstaan voor een ouder iemand in de trein

Slide 9 - Quizvraag

Wat zijn kenmerken van druk en impulsief gedrag?
A
stelen
B
niet nadenken maar doen
C
liegen
D
vechten

Slide 10 - Quizvraag

Wanneer spreken we van gedragsproblemen?
A
wanneer een kind zich dwars en opstandig gedraagt.
B
het kind of de omgeving eronder lijden.
C
het gedrag maanden doorgaat.
D
alle bovenstaande antwoorden.

Slide 11 - Quizvraag

Ontwikkelingsstoornissen
Naast ernstige gedragsproblemen heb je als begeleider ook te maken met ontwikkelingsstoornissen bij kinderen of jongeren. 

Een ontwikkelingsstoornis is een psychische aandoening bij kinderen die problemen geeft in de normale ontwikkeling. Hierdoor verloopt de ontwikkeling van het kind anders dan bij de meeste kinderen.

Slide 12 - Tekstslide

Ontwikkelingsstoornissen

ADHD

ASS

ODD

Slide 13 - Tekstslide

Wat zijn de drie hoofdkenmerken van ADHD.
A
Aandachtsproblemen
B
Impulsiviteit
C
Rusteloosheid
D
Hyperactiviteit

Slide 14 - Quizvraag

Wat is ADHD?
A
Dit is een stoornis waarbij je je aandacht heel lang ergens bij kunt houden in combinatie met hyperactief zijn.
B
Dit is een stoornis waarbij je je aandacht maar kort ergens bij kunt houden in combinatie met hyperventilatie
C
Dit is een stoornis waarbij je je aandacht maar kort ergens bij kunt houden in combinatie met hyperactief zijn

Slide 15 - Quizvraag

Rik woont in een huis voor begeleid wonen. Zijn kamer is een chaos. Hij vergeet vaak dingen en is vaak afgeleid. Hij is altijd met andere dingen bezig.
Van welke psychische aandoening kan er bij hem sprake zijn?

A
ADHD
B
ASS
C
ODD

Slide 16 - Quizvraag

Amel is een meisje dat laat begon te praten. Ze maakte haar eigen woorden die ze ook vaak herhaalde. Op school kon zij moeilijk aanpassen aan de groep. Amel begreep niet goed wat er in anderen omging. Daardoor maakte ze ook weinig contact met haar groepsgenoten.
Van welke psychische aandoening kan er bij haar sprake zijn?

A
ADHD
B
ASS
C
ODD

Slide 17 - Quizvraag

ASS staat voor
A
Algemene sociale stoornis
B
Autisme spectrum stoornis
C
Asociale, spectrum stoornis
D
Autisme, sociale stoornis

Slide 18 - Quizvraag

Amel is een meisje dat laat begon te praten. Ze maakte haar eigen woorden die ze ook vaak herhaalde. Op school kon zij moeilijk aanpassen aan de groep. Amel begreep niet goed wat er in anderen omging. Daardoor maakte ze ook weinig contact met haar groepsgenoten.

Van welke psychische aandoening kan er bij haar sprake zijn?

A
ADHD
B
ASS
C
ODD

Slide 19 - Quizvraag

Vraag 20 [1 punt]
Amel is een meisje dat laat begon te praten. Ze maakte haar eigen woorden die ze ook vaak herhaalde. Op school kon zij moeilijk aanpassen aan de groep. Amel begreep niet goed wat er in anderen omging. Daardoor maakte ze ook weinig contact met haar groepsgenoten.

Van welke psychische aandoening kan er bij haar sprake zijn?

A
ADHD
B
ASS
C
ODD

Slide 20 - Quizvraag

Verschil tussen folder en flyer
Een folder is gevouwen, denk maar aan het Engelse werkwoord ‘to fold’ dat vouwen betekent. Een flyer is altijd ongevouwen.

Een flyer bestaat uit een enkel blad welke twee zijden bedrukt kan worden. Het eerste doel van een flyer is opvallen en nieuwsgierig maken.
Opvallende plaatjes, weinig tekst zijn kenmerken. 


Slide 21 - Tekstslide

Wat is een rollenspel?
A
Een toneelstukje over een situatie waarmee je in je werk of je dagelijkse leven te maken kunt krijgen
B
Een toneelstukje dat je opvoert om de leerlingen van de basisschool een plezierige middag te geven.
C
Een spel waarbij de basisschoolleerlingen een toren maken van zoveel mogelijk toiletrollen.
D
Een spel waarbij de basisschoolleerlingen zich verkleden; ze nemen een rol aan die ze leuk vinden.

Slide 22 - Quizvraag

Afwasvolgorde

Slide 23 - Tekstslide

Stappenplan afwassen

Stap 1: Voorspoelen met lauw water.
Stap 2: Sorteren van de afwas.
Stap 3: Afwassen in de juiste volgorde. Glazen, bestek, borden, schalen, kookpannen en als laatste braad- en koekenpannen.
Stap 4: Schone vaat in afdruiprek zetten.
Stap 5: Afdrogen met theedoek.
Stap 6: Alle afgedroogde voorwerpen opruimen.


Slide 24 - Tekstslide

Wat is een doelgroep?
A
Een groep mensen die jij wil bereiken met jouw activiteit.
B
Een groep mensen
C
een groep met een doel.
D
een klas zoals op school.

Slide 25 - Quizvraag

Wat is een doelgroep?
A
Een doelgroep is een groep mensen waar je je activiteit op richt.
B
Een doelgroep is een groep mensen die iets met elkaar gemeen hebben.
C
Een doelgroep is een groep mensen die samen activiteiten ondernemen.
D
Een doelgroep is een groep mensen die allemaal hetzelfde willen.

Slide 26 - Quizvraag

Dagbesteding 

Slide 27 - Tekstslide

Dagbesteding is een zinvolle invulling van tijd:


Arbeidsgerichte dagbesteding =eenvoudige werkzaamheden

Belevingsgerichte dagbesteding  = vooral gericht op zintuiglijke beleving. 

Slide 28 - Tekstslide

Groeps- of individuele activiteit

Groepsactiviteit = met meerdere

Individuele activiteit = alleen

Soms kan het ook beide zijn.

Slide 29 - Tekstslide

Soorten handicaps
Mens en activiteit

Slide 30 - Tekstslide

soorten handicaps
aangeboren - niet aangeboren

lichamelijk 
verstandelijk
sociaal

Slide 31 - Tekstslide

Floris heeft een auditieve beperking. Wat voor beperking is dit?
A
meervoudig gehandicapt
B
motorisch gehandicapt
C
zintuigelijk gehandicapt
D
Een gebrek in de organen

Slide 32 - Quizvraag

Iemand die spastisch is noemen we:
A
Meervoudig gehandicapt
B
Zintuiglijk gehandicapt
C
Sociaal gehandicapt
D
Motorisch gehandicapt.

Slide 33 - Quizvraag

Elisa zit sinds haar 5e jaar in een rolstoel, omdat zij niet kan lopen. Wat voor beperking is dit?
A
meervoudig gehandicapt
B
motorisch gehandicapt
C
zintuigelijk gehandicapt
D
Een gebrek in de organen

Slide 34 - Quizvraag