Th 5 - Bs 5 - deel 2

Th 5 Bs 5: neurale regulatie
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Th 5 Bs 5: neurale regulatie

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Uitleg basisstof 5 + 6
Huiswerk maken

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt...
...beschrijven hoe impulsgeleiding plaatsvindt.
...beschrijven hoe impulsoverdracht plaatsvindt.

Slide 3 - Tekstslide

Impulsgeleiding? Impulsoverdracht?
Wat is een impuls?
Wat is geleiding?
Wat is overdracht?

Slide 4 - Tekstslide

Werking van prikkel tot handeling

Slide 5 - Tekstslide

Werking van prikkel tot handeling
  1. Er is een prikkel (lekkere mandarijn, sterke geur).
  2. De prikkel neem je waar met je neus
  3. Het reukzintuig zet de prikkel om in een impuls
  4. Impuls gaat naar de hersenen via de reukzenuw 
  5. Nieuwe impuls gaat via een zenuw naar de speekselklieren voor speekselproductie
  6. Nieuwe impuls gaat via een zenuw naar spieren voor het pakken van een partje

Slide 6 - Tekstslide

Impulsgeleiding? Impulsoverdracht?
Wat is een impuls?

Wat is geleiding?
Het verschijnsel waarbij transport van elektrische lading of warmte plaatsvindt in een materiaal.

Wat is overdracht?
Iets aan iemand geven/doorgifte

Slide 7 - Tekstslide

Waarmee worden impulsen ook al weer doorgegeven?

Slide 8 - Tekstslide

Zenuwcel (neuron)
Zenuwcel bestaat uit:
1. Dendriet
2. Cellichaam
3. Celkern
4. Axon
5. Myelineschede
6. Synaps

Slide 9 - Tekstslide

voorkennis - synaps

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

voorkennis - transport door het membraan
A= Passief transport: met het concentratieverval mee (met of zonder transporteiwitten).

B= Actief transport: tegen het concentratieverval in. Kost altijd energie!     Altijd met behulp van transporteiwitten

Slide 12 - Tekstslide

een cel in rust
Tussen de binnenkant en de buitenkant van het membraan zit een ladingsverschil.

Binnenkant cel t.o.v. buitenkant is -70mV (rustpotentiaal).

Slide 13 - Tekstslide

Impulsgeleiding
  • Vindt plaats door ionenkanalen:
  1. Natrium-kanaal 
  2. Kalium-kanaal
  3. Natrium-kalium pomp

Slide 14 - Tekstslide

Een zenuwcel in rust
  • Buiten de cel veel natrium
  • In de cel veel kalium 
  • De kanalen staan dicht
  • er is altijd wel een beetje lekkage
  • maar de natrium-kalium pomp  stuurt de gelekte ionen weer terug
  • hier is dus altijd ATP voor nodig

Slide 15 - Tekstslide

Impulsgeleiding
  • Het membraan van de zenuwcel wordt geprikkeld.
  • Hierdoor gaan de ionenkanalen open.
  • Hierdoor stromen de +ionen door het membraan waardoor het ladingsverschil van het membraan verandert.
  • Drempelwaarde: Als het ladingsverschil  -50 mV wordt ontstaat er een impuls (het is alles of niets)
  • Een impuls verloopt in fasen.

Slide 16 - Tekstslide

Een impuls fase 1
  • De zenuwcel is in rust
  • Het natriumkanaal en het kaliumkanaal zijn allebei dicht
  • ladingsverschil = -70 mV

Slide 17 - Tekstslide

Een impuls fase 2a
  • Zodra de zenuwcel wordt geprikkeld door het binden van neurotransmitters gaan er een paar natriumkanalen open.
  • Natrium gaat van buiten de cel naar binnen.
  • Hierdoor neemt het ladingsverschil af (gaat van -70 mV richting 0).

Slide 18 - Tekstslide

Een impuls fase 2b
  • Als het ladingsverschil de drempelwaarde heeft bereikt gaan alle natriumpoorten open (ongeveer bij -50mV)
  • Het ladingsverschil stijgt snel naar +20mV.
  • Er is een impuls.

Slide 19 - Tekstslide

Een impuls fase 3
  • Zodra het ladingsverschil  +20mV is geworden gaan de natriumkanalen weer dicht.
  • Nu gaan alle kaliumkanalen open.
  • Kalium gaat van binnen de cel naar buiten 
  • Het ladingsverschil daalt weer.

Slide 20 - Tekstslide

Een impuls fase 4
  • De kaliumkanalen sluiten een beetje te langzaam waardoor het ladingsverschil tijdelijk onder de -70 mV daalt (naar -90 mV).

Slide 21 - Tekstslide

Een impuls fase 5
  • Uiteindelijk sluiten ook de kaliumkanalen weer en is het rustpotentiaal weer hersteld.
  • De ionen zitten nu wel op de verkeerde plek!

Slide 22 - Tekstslide

Na de impuls
  • Na de impuls is er veel K de cel uit gegaan en veel Na de cel ingegaan
  • Het normale evenwicht is andersom 

  • De natrium-kaliumpomp herstelt het normale evenwicht door K de cel in te pompen en Na de cel uit

  • het celmembraan is op deze plek even niet gevoelig voor een nieuwe prikkel tot de ionen weer op de goede plek zitten.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

herhaling - de 5 fases van een actiepotentiaal

Slide 25 - Tekstslide

Impulsfrequentie
  • Je lichaam vertaalt prikkels naar impulsen. Hoe sterker de prikkel  hoe meer impulsen er worden gegenereerd.
  • Bijvoorbeeld: Een heel hard geluid = heel veel impulsen per seconde. Een zacht geluid = een paar impulsen per seconde

Slide 26 - Tekstslide

Thema 6 regeling en waarnemen
Paragraaf 4

Slide 27 - Tekstslide

De nut van een myelineschede
  • Impulsgeleiding is best wel traag
  • Myelineschedes (cellen van Schwann) zorgen ervoor dat een impuls sprongsgewijs kan worden doorgegeven
  • Hierdoor wordt de impulsgeleiding veel sneller (50x zo snel)

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

drempelwaarde- actiepotentiaal

Slide 30 - Tekstslide

bestudeer de animatie op de volgende slide
Impulsoverdracht
Door binding van een neurotransmitter openen de ionkanalen in de synapsspleet.

Het openen van de ionkanalen is een prikkel voor de ionkanalen die  daarnaast liggen. Die openen dan ook. 

Een impuls gaat lopen.

Slide 31 - Tekstslide

Een zintuigcel in de huid wordt zodanig geprikkeld dat er impulsen worden voortgeleid in de sensorische zenuwcel die ermee is verbonden. De prikkelsterkte wordt opgevoerd. Er worden twee beweringen gedaan.
1. Als gevolg van de opgevoerde prikkelsterkte zal de impulsfrequentie toenemen.
2. Als gevolg van de opgevoerde prikkelsterkte zal de impulssterkte toenemen.
Welke bewering(en) is (zijn) juist?
A
Geen van beide
B
Alleen bewering 1
C
Alleen bewering 2
D
Beide beweringen

Slide 32 - Quizvraag

Bij impulsgeleiding worden actiefasen en herstelfasen onderscheiden. Hierover worden drie beweringen gedaan.
1. Het cytoplasma van de zenuwcel krijgt tijdens de actiefase gedurende heel korte tijd een negatieve lading ten opzichte van de buitenkant.
2. Tijdens de herstelfase gaan K+-ionen de cel uit.
3. Tijdens de herstelfase kan het celmembraan gedurende korte tijd geen impulsen geleiden.
Welke bewering(en) is (zijn) juist?
A
Alleen de bewering 1 en 2
B
Alleen de beweringen 1 en 3
C
Alleen de beweringen 2 en 3
D
De beweringen 1, 2 en 3.

Slide 33 - Quizvraag

Oefenen
Maak opdracht 36 t/m 42 van basisstof 5 van thema 5 (pagina 36 t/m 42)

Huiswerkfoto
timer
15:00

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Buitenkant = meer Na-ionen dan K-ionen. 

Cytoplasma = meer K-ionen dan Na-ionen

Binnenkant = negatief geladen

Actief transport = transport Na en K in en uit de cel. 

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Video

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide