Leesvaardigheid: voorbereiding examen

Voorbereiding toets leesvaardigheid 26.11.2021
Deze les

  • 10 vragen: Hoe ga je te werk?
                        Wat is je strategie?
  • Oefenen met tekst
      Iedereen hetzelfde gezicht

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Voorbereiding toets leesvaardigheid 26.11.2021
Deze les

  • 10 vragen: Hoe ga je te werk?
                        Wat is je strategie?
  • Oefenen met tekst
      Iedereen hetzelfde gezicht

Slide 1 - Tekstslide

Hoe ga je te werk tijdens een toets/examen leesvaardigheid?
Ik lees eerst de tekst helemaal, daarna kijk ik naar de vragen.
Ik kijk eerst naar de vragen, lees daarna de tekst en markeer nuttige stukken.
Ik zoek per vraag in de tekst.
Anders, namelijk...

Slide 2 - Poll

INLEIDING (begin tekst)
  1. door een conclusie over het onderwerp te trekken
    (= eindoordeel met uiteindelijk standpunt over het onderwerp)
  2. door de aanleiding voor het schrijven over dit onderwerp weer te geven
    (= de (beweeg-)reden om over het onderwerp te schrijven)
  3. door problemen bij het onderwerp te benoemen
  4. door een samenvatting van de tekst te geven (= korte versie v.d. tekst >> hoofdzaken)
  5. door een voorbeeld bij het onderwerp te geven
  6. door het centrale probleem van de tekst te benoemen
    (= hoofdvraag/belangrijkste vraag van de tekst)
  7. door de aandacht te trekken met een pakkend detail/interessante informatie
  8. door een vraag te stellen die belangrijk is voor de tekst

Slide 3 - Tekstslide

1. Een tekst kan op verschillende manieren worden
    ingeleid. Welke manier gebruikt de schrijver in
    alinea 1 om de tekst in te leiden?
  1. door de aanleiding voor het schrijven over dit onderwerp weer te geven
  2. door een voorbeeld bij het onderwerp te geven
  3. door het centrale probleem van de tekst te benoemen
  4. door de aandacht te trekken met een pakkend detail/interessante informatie

Slide 4 - Tekstslide

1. Een tekst kan op verschillende manieren worden
ingeleid. Welke manier gebruikt de schrijver in
alinea 1 om de tekst IN te LEIDEN?
A
Door de aanleiding voor het schrijven over dit onderwerp weer te geven.
B
Door een voorbeeld bij het onderwerp te geven.
C
Door het centrale probleem van de tekst te benoemen.
D
Door de aandacht te trekken met een pakkend detail/interessante informatie.

Slide 5 - Quizvraag

KERN (midden | belangrijkste info)

  • Inhoud
  • Woordbetekenissen
  • §2.9: tekstrelaties en signaalwoorden!!!
               (verbanden en functies)
  • Hoofdzaken (belangrijkste info) en bijzaken
  • deelonderwerpen -> tussenkopjes

Slide 6 - Tekstslide

2. Wat wordt er in alinea's 7, 8 en 9
behandeld? (inhoud artikel)
Al deze alinea's gaan over
A
de steeds kleiner wordende stap van make-up naar cosmetische behandelingen
B
de 'perfect storm' waarin steeds meer mensen iemand kennen die iets heeft laten doen.
C
het omslagpunt voor de populariteit van cosmetische behandelingen voor jongeren
D
make-up, botox en fillers

Slide 7 - Quizvraag

TIPS
  • Lees vragen altijd intensief, dus geconcentreerd!
  • Neem altijd alle antwoordmogelijkheden door
  • Lees de alinea's intensief
  • Streep antwoorden weg waarvan je sowieso weet dat ze fout zijn
  • Vaak zit er in alle antwoorden iets wat je in de tekst gelezen hebt
    >> Welk antwoord klopt nu het meest als je kijkt naar de vraag?
  • Kies altijd een antwoord!
     Niet geschoten = altijd mis (= 0 punten) 

Slide 8 - Tekstslide

3. CITEER uit alinea 5 het zinsgedeelte waarin staat
wat men bedoelt met 'non-invasieve ingrepen'.
(woordbetekenissen)

Slide 9 - Open vraag

TIPS
  • Citeer = neem letterlijk over uit de tekst.
  • Lees de vraag goed: wat wordt er nu precies gevraagd?
  • Schrijf alleen op wat er gevraagd wordt, dus geen extra's >> hiervoor krijg je puntenaftrek :(

Slide 10 - Tekstslide

4. Lees alinea 5 en 6.
Welk VERBAND is er vooral tussen
deze alinea's?
A
Alinea 5 en 6 vormen een opsomming
B
Alinea 5 en 6 vormen een vergelijking
C
Alinea 6 geeft een reden of argument bij alinea 5
D
Alinea 6 geeft een tegenstelling bij alinea 5

Slide 11 - Quizvraag

5. Welke FUNCTIE heeft alinea 11?
Alinea 11
A
geeft een nuancering bij alinea 10
B
geeft een reden/argument voor de verdubbeling van behandelingen onder jongvolwassenen
C
geeft een opsomming bij de verdubbeling van behandelingen onder jongvolwassenen
D
vormt een tegenstelling bij alinea 10

Slide 12 - Quizvraag

TIPS
  • Neem §2.9 tekstrelaties en signaalwoorden nog eens door!
  • verschil tussen een reden/argument (bv. bij onderbouwen mening)    
     en oorzaak(-gevolg)
     reden = inwendig/subjectief <<>> oorzaak = uitwendig/objectie

Slide 13 - Tekstslide

6. In alinea 14 staan de volgende drie zinnen.
    Welke zin(nen) moet je opnemen in de samenvatting?
Het is alsof in dat Instagramgezicht uiterlijke kenmerken van over de hele wereld samenkomen - volle Afrikaanse lippen, amandelvormige, enigszins Zuid-Aziatische ogen, een kleine Europese neus en uitgesproken Arabische jukbeenderen.   
SAMENVATTING
BIJZAKEN
Het Instagramgezicht lijkt grenzeloos.
Je vindt het van het Midden-Oosten tot Rusland, van Amerika tot Europa.

Slide 14 - Sleepvraag

TIPS
§2.10
  • Hoofdonderwerp
    >> Tekst heeft vaak meer onderwerpen
    Hoofdonderwerp = belangrijkste onderwerp >> waar gaat deze tekst over?

  • Hoofdgedachte
     = Wat is het belangrijkste wat in deze tekst over het onderwerp gezegd wordt?
    >> bestaat uit 1 zin!
    >> aanwijzingen vind je meestal in de titel, in de eerste of laatste alinea
  • Meerkeuzevragen over hoofdgedachte
    >> foute antwoorden: kloppen op zich wel, maar niet voor de hele tekst!

Slide 15 - Tekstslide

7. Welk tussenkopje past het beste
boven alinea 14 t/m 18?
(Deelonderwerpen)
A
Instagramgezicht
B
Grenzeloos
C
Ongemakkelijk
D
Commercieel handig

Slide 16 - Quizvraag

TIPS
§2.8 Deelonderwerpen >> tussenkopjes
  • Kern van de tekst is op te delen in verschillende deelonderwerpen
     (opbouw van de tekst)
  • Examenvraag: Welk tussenkopje past het beste boven alinea .. t/m ..?
    >> meerkeuzevragen
         >> weer zullen de meeste antwoorden wel kloppen voor 1 alinea
                >> lees de betreffende alinea's goed
                >> welk tussenkopje past nu het beste boven deze alinea's samen

Slide 17 - Tekstslide

SLOT (einde | samenvatting/conclusie)
  • Wat gebeurt er vooral in de slotalinea?
    - Conclusie = eindoordeel met uiteindelijk standpunt over het onderwerp
    - Samenvatting = korte versie v.d. tekst >> hoofdzaken
    - Nieuwe informatie = info die je nog niet eerder in de tekst bent tegengekomen
    - Advies =  tip/wat je tegen iemand zegt om te helpen
  • Hoofdonderwerp van de tekst
  • Doel van de tekst

Slide 18 - Tekstslide

8. Alinea 21 vormt het slot van de tekst.
Wat gebeurt er vooral in deze
alinea?
A
Er wordt een advies gegeven over hoe je je schoonheidsideaal kan vormgeven.
B
Er wordt een conclusie getrokken over mensen die hun schoonheidsideaal blijven ontwikkelen.
C
Er wordt een samenvatting gegeven over het ontstaan van het Instagram-schoonheidsideaal.
D
Er wordt nieuwe informatie gegeven die het Instagram-schoonheidsideaal als een oneindige ladder kenmerkt.

Slide 19 - Quizvraag

9. Wat is het hoofdonderwerp van
deze tekst?
A
De verklaringen voor het steeds populairder worden van het Instagramgezicht.
B
De problemen die het grenzeloze Instagramgezicht met zich meebrengt.
C
De gevolgen van het steeds populairder wordende Instagramgezicht.
D
Het Instagram-schoonheidsideaal als een oneindige ladder wat betreft de maakbaarheid van schoonheid.

Slide 20 - Quizvraag

10. Met welk DOEL lijkt deze tekst
vooral geschreven te zijn?
De tekst geeft vooral
A
aansporingen om het Instagramgezicht belachelijk te maken/te veroordelen.
B
waarschuwingen om niet aan cosmetische ingrepen te beginnen, omdat je oneindig bezig kan blijven.
C
verklaringen voor de opkomst van het eenvormige,identieke Instagramgezicht.
D
aansporingen om in dit neoliberale tijdperk te investeren in je eigen succes i.v.m. de 'schoonheidspremie'.

Slide 21 - Quizvraag

TIPS
§2.5 Schrijfdoel en lezers >> even doornemen
  • informatie verstrekken
  • overtuigen
  • mening geven
  • tot handelen aanzetten
  • amuseren
  • gevoelens oproepen/uitdrukken

Slide 22 - Tekstslide

SUCCES VRIJDAG!

Slide 23 - Tekstslide