2h - vr181024

1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Qu'est-ce qu'on va faire?
  • Quiz
  • Herhalen grammatica
  • Leren voor toets
  • Les devoirs

But: voorbereiding repetitie hoofdstuk 1

Slide 2 - Tekstslide

Woordjes FN

Slide 3 - Tekstslide

la rentrée

Slide 4 - Open vraag

raconter

Slide 5 - Open vraag

le pays

Slide 6 - Open vraag

la liberté

Slide 7 - Open vraag

il fait beau

Slide 8 - Open vraag

le sac à dos

Slide 9 - Open vraag

arrêter

Slide 10 - Open vraag

d'abord

Slide 11 - Open vraag

en hiver

Slide 12 - Open vraag

pourquoi

Slide 13 - Open vraag

Woordjes NF

Slide 14 - Tekstslide

in/naar Duitsland
A
en Angleterre
B
en Autriche
C
en Allemagne
D
en Espagne

Slide 15 - Quizvraag

de zus
A
la soeur
B
le frère
C
le garçon
D
la fille

Slide 16 - Quizvraag

het is koud
A
il fait beau
B
il fait chaud
C
il fait mauvais
D
il fait froid

Slide 17 - Quizvraag

het station
A
la gare
B
le château
C
la semaine
D
la montagne

Slide 18 - Quizvraag

te veel
A
d'abord
B
voir
C
trop
D
ici

Slide 19 - Quizvraag

in de lente
A
au printemps
B
en été
C
en automne
D
en hiver

Slide 20 - Quizvraag

daar
A
ici
B
là-bas
C
pourquoi
D
d'abord

Slide 21 - Quizvraag

Zinnen N/F

Slide 22 - Tekstslide

Heb je een leuke vakantie gehad? = Tu as passé de ... vacances?

Slide 23 - Open vraag

Met wie? = Avec ...

Slide 24 - Open vraag

Het was 28 graden. = Il a fait 28 ...

Slide 25 - Open vraag

Hebben jullie gekampeerd? = Vous avez ... ... ...?

Slide 26 - Open vraag

Wat heb je deze zomer gedaan? ... tu as fait cet été?

Slide 27 - Open vraag

Grammaire: goed/fout

Slide 28 - Tekstslide

Nous avons parlé français
A
goed
B
fout

Slide 29 - Quizvraag

Tu es parlé français?
A
goed
B
fout

Slide 30 - Quizvraag

Verbeter het foute woord: tu es parlé français?

Slide 31 - Open vraag

Elles sont parlé allemand
A
goed
B
fout

Slide 32 - Quizvraag

Verbeter het foute woord: elles sont parlé allemand

Slide 33 - Open vraag

ik heb gemaakt: j'ai fairé
A
goed
B
fout

Slide 34 - Quizvraag

Verbeter het foute woord: ik heb gemaakt: j'ai fairé

Slide 35 - Open vraag

Voltooid deelwoord van 'avoir'

Slide 36 - Open vraag

Voltooid deelwoord van 'être'

Slide 37 - Open vraag

Voltooid deelwoord van 'faire'

Slide 38 - Open vraag

Ons huis is groot: notre maison est grande
A
goed
B
fout

Slide 39 - Quizvraag

Onze familie is ook groot: Nos famille est aussi grande
A
goed
B
fout

Slide 40 - Quizvraag

Verbeter het foute woord: Nos famille est aussi grande

Slide 41 - Open vraag

Mijn broer woont in Spanje: Mon frère habite en Espagne
A
goed
B
fout

Slide 42 - Quizvraag

Jullie broers wonen in Spanje en Frankrijk: Vos frères habitent en Espagne et en France.
A
goed
B
fout

Slide 43 - Quizvraag

Haar vriend is aardig = Sa copain est gentil
A
goed
B
fout

Slide 44 - Quizvraag

Verbeter de fout: sa copain est gentil

Slide 45 - Open vraag

Grammaire - bezittelijk voornaamwoord
C'est mon père
C'est ma mère
Ce sont mes parents

  • In het Nederlands kijk je alleen naar van wie iets is
  • In het Frans kijk je ook naar het geslacht van het woord erachter (mnl, vrl, mv)

Slide 46 - Tekstslide

Enkelvoudsvormen
mijn
jouw
zijn/haar
mannelijk
mon
ton
son
vrouwelijk
ma
ta
sa
meervoud
mes
tes
ses

Slide 47 - Tekstslide

Enkelvoudsvormen
Attention!

  • C'est ma amie       c'est ma amie       c'est mon amie
  • Bij stomme h/klinker en vrouwelijk woord, altijd de mannelijke vorm


Slide 48 - Tekstslide

Enkelvoudsvormen
Attention!

  • C'est son copain        het is zijn vriend
                                        het is haar vriend

Son/sa/ses kan zowel zijn als haar betekenen.
Goed kijken naar de rest van de zin!

Slide 49 - Tekstslide

Meervoudsvormen
enkelvoud
meervoud
ons/onze
notre
nos
uw/jullie
votre 
vos
hun
leur
leurs

Slide 50 - Tekstslide

Grammaire: passé composé
Présent: speelt zich af in het heden
Ik dans elke vrijdag met vriendinnen. 

Passé composé: speelt zich af in het verleden
Ik heb elke vrijdag met vriendinnen gedanst

Slide 51 - Tekstslide

Regelmatig - présent
1. Hele werkwoord -er
2. Je houdt de stam over
3. -e / -es / -e / -ons / -ez / -ent

Je danse
Tu danses
Il/elle/on danse
Nous dansons
Vous dansez
Ils/elles dansent

Regelmatig - passé composé
1. Onderwerp (je/tu/...)
2. Hulpwerkwoord (vorm van avoir)
3. Voltooid deelwoord (hele ww -er +é)
J'ai dansé 
Tu as dansé 
Il/elle/on a dansé
Nous avons dansé
Vous avez dansé
Ils/elles ont dansé

Slide 52 - Tekstslide

Onregelmatig
De volgende werkwoorden hebben een 'eigen' voltooid deelwoord 

avoir - eu          j'ai eu un cadeau pour ma mère
être - été           on a été en France 
faire - fait          tu as fait les devoirs?
timer
10:00

Slide 53 - Tekstslide

Les devoirs
Mardi 10 octobre 

Apprendre: voorbereiden rep hf 1
Faire: - 




Slide 54 - Tekstslide