3. Snelheid deel 2

Klas 2 H/V
3. Snelheid deel 2
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Klas 2 H/V
3. Snelheid deel 2

Slide 1 - Tekstslide

Eenparige beweging
1
2
3

Slide 2 - Tekstslide

Formules afstand en snelheid
1
2
3
4

Slide 3 - Tekstslide

Omrekenen tijd
1
2
3

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht

Slide 5 - Tekstslide

Uitwerking opdracht 
ab
c
d

Slide 6 - Tekstslide

Albert fietst 500 meter in 1 minuut en 20 seconden.
Wat is zijn gemiddelde snelheid in km/h?
A
6,25
B
22,5
C
0,576
D
416,7

Slide 7 - Quizvraag

Marjet fietst in 6 minuten naar school.
De afstand van huis naar school is 1,8 km.
Wat is haar gemiddelde snelheid in km/h?
A
3
B
10,8
C
5
D
18

Slide 8 - Quizvraag

Wat kan je zeggen van de snelheid bij
een eenparige beweging?
A
de snelheid neemt af
B
de snelheid blijft gelijk
C
de snelheid neemt toe

Slide 9 - Quizvraag

Wat kan je zeggen van de afstand bij
een eenparige beweging?
A
de afstand neemt af
B
de afstand blijft gelijk
C
de afstand neemt toe

Slide 10 - Quizvraag

Albert maakt een fietstocht van 1 uur en 45 minuten.
Zijn gemiddelde snelheid is 5 m/s.
Wat is de afgelegde afstand van Albert in km?
A
7,25
B
31,5
C
26,1
D
8,75

Slide 11 - Quizvraag

Een sprinter legt de 100 meter af in 10 seconden.
Bereken zijn gemiddelde snelheid in km/h.
A
10
B
36
C
3,6
D
1000

Slide 12 - Quizvraag

Een vliegtuig doet over de afstand
Amsterdam - Bangkok (8500 km) 11 uur.
Bereken de gemiddelde snelheid in m/s.
A
772,7
B
93,5
C
214,6
D
59,6

Slide 13 - Quizvraag

Op zijn racefiets (met hulpmotor) heeft Albert
een gemiddelde snelheid van 40 km/h.
In hoeveel seconden legt hij een afstand af van 300 meter?
A
27
B
7,5
C
300
D
12

Slide 14 - Quizvraag

a. Heb je alles van deze les begrepen?
b. Zijn er onderdelen van deze les die je nog niet zo
goed begrijpt of waar je meer uitleg voor nodig hebt?
c. Heb je nog tips of suggesties voor deze les?

Slide 15 - Open vraag

Opdrachten
Handboek:
Bestuderen: 2. Gemiddelde snelheid
                        (blz. 110 t/m 112)

Opdrachtenboek: 
maken/nakijken: Opdracht 9 t/m 17 (blz. 74 t/m 76)

Van al je opdrachten uit het opdrachtenboek moet je foto's maken en opsturen met behulp van de volgende dia

Slide 16 - Tekstslide

Opgaven
Opgave 1
Een sprinter loopt de 100 m in 10 s.
a. Bereken zijn snelheid in m/s en in km/h.
Een Jumbo vliegt in 11 uur van Amsterdam naar Bangkok (8500 km).
b. Bereken zijn gemiddelde snelheid in km/h en in m/s.

Opgave 2
Op zijn fiets legt Koen 500 m af in 1 minuut en 20 seconden.
a. Bereken zijn snelheid in km/h.
Barry schaatst 1 uur en 45 minuten met een gemiddelde snelheid van 5 m/s.
b. Bereken hoeveel km hij in die tijd aflegt.
Een racewagen draait een ronde van 6 km met een gemiddelde van 200 km/h.
c. Bereken hoeveel minuten en seconden hij over die ronde doet.

Opgave 3
Bij het serveren haalt toptennisser Roger Federer een balsnelheid van 180 km/h. De bal legt een afstand van 20 m af voordat hij de grond raakt.
Bereken hoelang de bal over die 20 m doet.

Opgave 4 
Een deelnemer aan een halve triatlon legt de 1,9 km zwemmen af in drie kwartier, de 90 km
fietsen in 2,5 uur en de 21 km hardlopen in 1,6 uur.
a. Bereken de gemiddelde snelheid over elk onderdeel apart in km/h.
b. Bereken de gemiddelde snelheid over de halve triatlon in km/h. 

Slide 17 - Tekstslide

Opgaven
Opgave 5
Hieronder zie je vier bewegingsdiagrammen.
Welk(e) diagram(men) stelt (stellen) een eenparige beweging voor?




Opgave 6
Donna fietst met constante snelheid langs Barry die op haar staat te wachten. Even nadat Donna hem
gepasseerd is, springt Barry op zijn fiets en haalt haar weer in.
Welk van de vier figuren hieronder is het juiste s(t)-diagram van Donna en Barry?
Opgave 7
Hieronder zie je het bewegingsdiagram van Koen die een
stukje fietst. Onderweg moet hij voor een stoplicht stoppen.
a. Tussen welke tijdstippen staat hij stil?
b. Tussen welke tijdstippen beweegt hij eenparig?
c. Tussen welke tijdstippen beweegt hij versneld?
d. Tussen welke tijdstippen beweegt hij vertraagd?
e. Hoeveel meter heeft hij na 75 s afgelegd/
f. Hoeveel meter legt hij in totaal af? 


Slide 18 - Tekstslide

Opgaven
Opgave 1
Een sprinter loopt de 100 m in 10 s.
a. Bereken zijn snelheid in m/s en in km/h.
Een Jumbo vliegt in 11 uur van Amsterdam naar Bangkok (8500 km).
b. Bereken zijn gemiddelde snelheid in km/h en in m/s.

Opgave 2
Op zijn fiets legt Koen 500 m af in 1 minuut en 20 seconden.
a. Bereken zijn snelheid in km/h.
Barry schaatst 1 uur en 45 minuten met een gemiddelde snelheid van 5 m/s.
b. Bereken hoeveel km hij in die tijd aflegt.
Een racewagen draait een ronde van 6 km met een gemiddelde van 200 km/h.
c. Bereken hoeveel minuten en seconden hij over die ronde doet.

Opgave 3
Bij het serveren haalt toptennisser Roger Federer een balsnelheid van 180 km/h. De bal legt een afstand van 20 m af voordat hij de grond raakt.
Bereken hoelang de bal over die 20 m doet.

Opgave 4 
Een deelnemer aan een halve triatlon legt de 1,9 km zwemmen af in drie kwartier, de 90 km
fietsen in 2,5 uur en de 21 km hardlopen in 1,6 uur.
a. Bereken de gemiddelde snelheid over elk onderdeel apart in km/h.
b. Bereken de gemiddelde snelheid over de halve triatlon in km/h. 

Slide 19 - Tekstslide

Maak foto's van de opdrachten in je schrift van het opdrachtenboek

Slide 20 - Open vraag