In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Doel + programma
Huiswerk bespreken (opdracht 4 en 5)
Bespreken betoog
Korte herhaling Fictie
Samen afsluiten
Doel: jullie begrijpen de stof van Fictie blok 1-5.
Slide 1 - Tekstslide
Jonas geeft hem een flinke duw. De jongen botst zo'n drie meter achteruit. Ik probeer ze te kalmeren, maar het lijkt niet te werken. Het gezicht van Jonas is rood aangelopen, terwijl de jongen boos overeind krabbelt. Dit gaat uit de hand lopen, ik moet hulp zoeken.
Slide 2 - Open vraag
Huiswerk bespreken
Opdracht 4 en 5| Blz. 205
Slide 3 - Tekstslide
Betoog bespreken
Pak je betoog erbij (gemaild)
Korte uitleg beoordelingsmodel
Opvallendheden
Slide 4 - Tekstslide
Opvallendheden
Let op te lange zinnen. Liever meer korte zinnen!
Let op woorden die je aan elkaar moet schrijven!
Zorg dat er genoeg verschil is tussen je argumenten.
Pakkende inleidingen
Mooie subargumenten (onderzoeksargumenten)
Duidelijke opbouw: inleiding, kern, slot
Slide 5 - Tekstslide
Korte herhaling Fictie
Slide 6 - Tekstslide
Wat is fictie?
A
een krantenartikel
B
het boek 'Spijt' van Carry Slee
C
het dagboek van Anne Frank
D
Op Niveau
Slide 7 - Quizvraag
Dieptepunt
Slot
Steeds meer moeilijkheden
Langzame verbetering
Ontstaan van het probleem
Beginsituatie
Slide 8 - Sleepvraag
Slide 9 - Tekstslide
Als Tom een gevecht wilde, dan kon hij er ook een krijgen. 'Kom dan hier, dik varken!', schreeuwde hij naar hem toe.
A
Metonymia
B
Metafoor
C
Personificatie
D
Vergelijking met als
Slide 10 - Quizvraag
'Ik deed de deur van de koelkast open en zocht naar een snack. Gister had ik nog twee donuts zien liggen, maar nu zag ik alleen een komkommer.' Hoe noem je zo'n soort vertelling?
Slide 11 - Open vraag
Met wat voor informatie wordt een personage beschreven? Noem voorbeelden!
Slide 12 - Woordweb
De tijd die verstrijkt in het verhaal zelf noem je ...
A
de verteltijd
B
de vertelde tijd
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
Imran liep naar het meisje toe die zojuist was gevallen. Hij hielp haar omhoog. 'Gaat het?', vroeg hij. Het meisje knikte alleen maar. Beiden wisten nog niet dat ze een hoop tijd samen zouden gaan doorbrengen.
Slide 15 - Open vraag
Auctoriaal perspectief
De verteller is iemand die alles weet van alle personages;
Geschreven in de hij- en zij-vorm;
Komt te weten wat alle personages zien, horen, voelen en denken;
Verteller weet wat er is gebeurd en wat nog gaat gebeuren.
Slide 16 - Tekstslide
Gieles probeerde zich een schuddende aarde voor te stellen. Een schuddend dak was hem niet vreemd. Als ‘s nachts zware vrachtkisten opstegen, bonkte het dak als een oude centrifuge. Hij zapte weg van de aardbeving naar Animal Planet. De tv liet een aantal apen zien onder een boom.