Tandheelkunde conserveren les 4

Tandheelkunde conserveren 
Les 4
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Tandheelkunde conserveren 
Les 4

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
Lesweek 1: 5.1 Inleiding + 5.2 Conserverende tandheelkunde.
Lesweek 2: 5.3 Periodiek mondonderzoek + 5.4.1 Preparatie van de caviteit.
Lesweek 3: 5.4.2 Restauratie van een caviteit deel 1.
Lesweek 4: 5.4.2 Restauratie van een caviteit deel 2.
Lesweek 5: 5.5 Preparatie voor en restauratie met plastische vulmaterialen deel 1.
Lesweek 6: 5.5 Preparatie voor en restauratie met plastische vulmaterialen deel 2.
Lesweek 7: 5.5.2/3 Preparatie voor en restauratie met glasionomeer en compomeer + 5.6 Esthetische tandheelkunde.
Lesweek 8: Toets
Lesweek 9: Verhuizing naar leerpark, vrij.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kent de manier waarop composiet een een tand hecht.
  • Je kunt de diverse cementen en composiet benoemen.
  • Je kent de eigenschappen en toepassingen van de cementen en composieten.

Slide 3 - Tekstslide

Toets
  • Theorietoets.
  • Op It's Learning.
  • Open vragen en meerkeuzevragen.
  • In week 8.

Slide 4 - Tekstslide

Terugblik vorige les
  • Bedankt voor het inleveren van jullie vragen! 
  • Deze zijn verwerkt in quizvragen.
  • Daarmee kijken we terug op vorige les.

Slide 5 - Tekstslide

Wat betekent esthetiek?

Slide 6 - Open vraag

Esthetische factoren
  • Een vulling moet er ook mooi en natuurlijk uitzien. Dit noem je esthetiek.
  • Vooral bij de voortanden is dit een belangrijke factor.
  • Composieten zijn verkrijgbaar in verschillende kleuren.
  • Geel-, grijs- en bruintinten, van licht naar donker, doorschijnend (translucent) of juist niet doorschijnend (opaak).
  • Vaak wordt de VITA-kleurenring gebruikt.

Slide 7 - Tekstslide

Hoe hecht composiet aan een tand of kies?
A
Uit zichzelf.
B
Met een speciale lijmlaag.
C
Door drie verschillende voorbehandelingen.
D
Door het ruw te maken.

Slide 8 - Quizvraag

Hechting composiet
  • Goede hechting aan de tand of kies door middel van de zuur-etstechniek.
  • Hierdoor is er geen randspleet tussen de vulling en de tand.
  • Ook hoeven er geen uitbreidingen geboord te worden voor het vasthouden van de vulling. Dat moest bij amalgaam wel.

Slide 9 - Tekstslide

Etsen
  • Ets is een vloeistof of gel van 37% fosforzuur.
  • De glazuurranden van de preparatie worden 15-30 seconden geëtst.
  • De ets verwijderd de smeerlaag (slijpresten en bacteriën).
  • De ets maakt putjes in het glazuur.
  • De etsgel moet goed worden weggespoeld.
  • Je moet hierbij goed afzuigen omdat het anders tandvlees, tong of wangen kan beschadigen.
  • Daarna wordt de tand of kies drooggeblazen met de meerfunctiespuit.
  • De glazuur ziet er nu dof wit uit.

Slide 10 - Tekstslide

Primer
  • Na het etsen wordt een primer aangebracht.
  • Primer zorgt ervoor dat de composiet goed aan het dentine hecht.
  • De primer is opgelost in alcohol.
  • Primer wordt met een microbrush (mini kwastje) aangebracht in de tand of kies.
  • Daarna wordt er zacht geblazen met de meerfunctiespuit.
  • De alcohol verdampt nu en de primer blijft achter op de tand of kies. 

Slide 11 - Tekstslide

Bonding
  • Na de primer wordt een bonding aangebracht.
  • Bonding is een ongevulde composiet.
  • Is meestal lichtuithardend.
  • De bonding vloeit in de putjes die door de ets in het glazuur zijn gemaakt.
  • Dit zorgt voor een sterke verbinding tussen het glazuur en de composiet.
  • De bonding maakt een chemische verbinding met de kunststof van de composiet.  

Slide 12 - Tekstslide

Op welke volgorde wordt de hechtingstechniek toegepast?
A
Primer, bonding, ets.
B
Ets, primer, bonding.
C
Bonding, ets, primer.
D
Ets, bonding, primer.

Slide 13 - Quizvraag

Primer zorgt voor de hechting aan:
A
Glazuur
B
Dentine
C
Beiden

Slide 14 - Quizvraag

In drie stappen of?
  • In de basis wordt de hechtingstechniek in drie stappen gedaan.
  • 1. ets, 2. primer, 3. bonding. 
  • Tegenwoordig zijn er ook andere manieren. 
  • Tweestaps: 1. ets, 2. primer en bonding in één.
  • Eénstaps: 1. ets, primer en bonding in één.

Slide 15 - Tekstslide

Wanneer welke composiet?
  • Tegenwoordig wordt er alleen nog hybride composiet gebruikt (dus met grote en kleine vuldeeltjes).
  • Voor occlusale vulling vaak met grotere vuldeeltjes vanwege de sterkte.
  • Bij de voortanden vaak met kleinere vuldeeltjes omdat deze heel glad te polijsten zijn en een natuurlijke transparantie hebben.
  • Composiet wordt ook wel eens als hechtmiddel/cement gebruikt. 

Slide 16 - Tekstslide

Wat voor soorten cementen en vulmaterialen zijn er nog meer?
  • Glasionomeercement.
  • Compomeer.
  • Cementen.
  • Vernissen.
  • Overige materialen. 

Slide 17 - Tekstslide

Glasionomeercement
  • Afkorting: GIC.
  • Bestaat uit een poeder en vloeistof.
  • Geeft fluoride af. Het laadt zich als het ware op wanneer het in contact komt met fluoridetandpasta of een fluorideapplicatie bij de tandarts.
  • GIC hecht goed aan glazuur en dentine.
  • Het doodt bacteriën (bactericide).
  • Het is vriendelijk voor de pulpa.
  • Het is de eerste 24 uur oplosbaar.
  • Het mag niet uitdrogen.

Slide 18 - Tekstslide

Toepassing GIC
  • Als onderlaag onder een vulling. Dit noem je ook wel een liner.
  • Als tijdelijke vulling of opbouwmateriaal.
  • Voor het vastzetten van metalen en porseleinen kronen en bruggen.
  • Voor het vastzetten van orthodontische brackets (slotjesbeugel).
  • Als vulmateriaal in melkelementen.
  • Als vumateriaal in klasse V restauraties.
  • Als sealant. 

Slide 19 - Tekstslide

Wat is de afkorting van glasionomeercement?
A
TLC
B
GLS
C
AMG
D
GIC

Slide 20 - Quizvraag

Compomeer
  • Mengvorm van glasionomeercement en composiet.
  • Goede hechting aan glazuur en dentine.
  • Geeft fluoride af.
  • Sterk en slijtvast.
  • Lichtuithardend.
  • Zit in een spuitcompule. 

Slide 21 - Tekstslide

Toepassing compomeer
  • Cariësgevoelige patiënten (i.v.m. de fluorideafgifte).
  •  Klasse V vullingen.
  • Vullingen in melkelementen.

Slide 22 - Tekstslide

Wat is een overeenkomst tussen glasionomeercement en compomeer?

Slide 23 - Open vraag

Cementen
  • Glasionomeercement of composietcement.
  • Als opbouwmateriaal (voor onder een kroon).
  • Vastzetten van kronen, bruggen, inlays, onlays en facings.
  • Vastzetten van een wortelstift.
  • Vastzetten van orthodontische brackets.
  • Als onderlaag om de pulpa (zenuw) te beschermen.
  • Als sealant.

Slide 24 - Tekstslide

Calciumhydroxide
  • Zet de odontoblasten aan tot het maken van nieuw dentine.
  • Is meestal chemisch uithardend.
  • Wordt gebruikt bij wortelkanaalbehandelingen.
  • Als onderlaag bij diepe vullingen.
  • Bij een directe pulpaoverkapping.
  • Bij een indirecte pulpaoverkapping. 

Slide 25 - Tekstslide

Directe pulpaoverkapping
  • Soms zit de cariës zo diep dat bij het boren een klein stukje van de zenuw bloot komt te liggen (exponatie).
  • Er wordt dan een dun laagje calciumhydroxide over de zenuw aangebracht.
  • Daaroverheen glasionomeercement.
  • En daaroverheen de composietvulling. 

Slide 26 - Tekstslide

Indirecte pulpaoverkapping
  • Er is diepe cariës aanwezig.
  • De kans is groot dat de tandarts bij het boren in de zenuw terecht komt.
  • Hij kiest ervoor om een heel klein beetje cariës te laten zitten.
  • Deze restcariës wordt afgedekt met calciumhydroxide.
  • Daaroverheen glasionomeercement.
  • Daaroverheen de composietvulling.
  • Kan alleen als het een klein beetje en niet te zachte cariës is. 

Slide 27 - Tekstslide

Directe pulpaoverkapping
Indirecte pulpaoverkapping

Slide 28 - Sleepvraag

Vernissen
  • Is een vloeistof wat bestaat uit een hars wat is opgelost in een organisch oplosmiddel.
  • Hars kan natuurlijk of synthetisch zijn.
  • Kan aangebracht worden op gevoelige blootliggende tandhalzen. Het sluit de dentinekanaaltjes af.
  • Als preventief middel om cariës te voorkomen of remineralisatie van intiële cariës te bevorderen. 

Slide 29 - Tekstslide

Overige materialen / ontwikkelingen
  • Er zijn ontwikkelingen op het gebied van bioactieve vulmaterialen.
  • Deze materialen hebben wat vocht nodig om te kunnen hechten aan dentine.
  • Hecht zich rechtstreeks aan tandweefsel dus er is geen bonding nodig.
  • Reageert op PH veranderingen in de mond.
  • Is in staat om calcium en fluoride uit te wisselen met de mondomgeving. 

Slide 30 - Tekstslide

Zijn de lesdoelen behaald en heb je de lesstof begrepen?
Ik moet het nog een keertje nalezen.
Ik heb de lesstof onder de knie.
Ik snap het niet helemaal.
Goede uitleg maar ik heb nog vragen.

Slide 31 - Poll

Huiswerk
  • Lees de theorie uit het boek tandheelkundige kennis voor tandartsassistenten.
  • Hoofdstuk 5.4.2 blz. 127 t/m 131.
  • Maak uit deze tekst minimaal drie vragen over theorie die jij moeilijk vindt, niet snapt of nog vragen over hebt.
  • De antwoorden hoef je er niet bij te maken.
  • Maak de vragen zelf! Dus niet met AI.
  • Lever de vragen in op It's learning. 

Slide 32 - Tekstslide