Psychologie les 7

Psychologie les 7
Emoties
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
StudielessenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Psychologie les 7
Emoties

Slide 1 - Tekstslide

Waar denk je aan bij 'emotie'?

Slide 2 - Open vraag

Wat zijn emoties?
Als je boos bent, als je blij bent, of als je met een brok in je keel vertelt dat een dierbare ziek is, zegt men dat je geëmotioneerd 
bent. Dit gedrag schrijven we toe aan emoties.
Bij het woord 'emotie' denk je waarschijnlijk eerst aan gevoelens en die zijn volgens psychologen ook het belangrijkst.
Maar een emotie heeft vier verschillende aspecten:

Slide 3 - Tekstslide

4 aspecten van emoties
  1. situatie of gedachte
  2. lichamelijke aspecten
  3. gedrag
  4. gevoel

Slide 4 - Tekstslide

1. SITUATIE
Elke emotie wordt door een gebeurtenis of situatie (of verwachting) uitgelokt.
- er zijn situaties waarbij een reactie geleerd is 
(bijvoorbeeld de angst om te vallen als het glad is, omdat dat al eerder is gebeurd)
- er zijn situaties die een aangeboren reactie uitlokken
(bijvoorbeeld als je tijdens het drinken iets raars voelt bewegen in je mond, dan spuug je het meteen uit)

Slide 5 - Tekstslide

2. LICHAMELIJKE ASPECTEN
Een deel van het zenuwstelsel werkt automatisch of autonoom. Bijvoorbeeld het aansturen van je hartspier of de spieren van je maag en darmen. Deze kun je niet bewust aansturen en heten dus onwillekeurige spieren.

Emoties hebben vaak autonome lichamelijke reacties die je niet kunt onderdrukken (verhoogde hartslag, versnelde ademhaling, blozen, transpireren). Vaak ligt de functie voor de hand. 
In de psychologie heet dat arousel.

Slide 6 - Tekstslide

Wat zorgt ervoor dat jouw hartslag of ademhaling onbewust wordt verhoogd?

Slide 7 - Woordweb

Bij woede en angst versnelt je hartslag en ademhaling. 
Hierdoor kun je snel reageren in gevaarlijke situaties (alertheid).
Dit noemt men ook wel een reactie vanuit het reptielenbrein

Slide 8 - Tekstslide

3. GEDRAG
Naast je onwillekeurige spieren gebruik je ook je willekeurige spieren (zoals je beenspieren of armspieren). Die kun je bewust aansturen.
Expressiviteit is ook belangrijk. Dit komt vooral tot uiting in het gezicht (lachen, verbaasd kijken, huilen). Dit is vaak aangeboren.
Emotie gaat altijd gepaard met handelen (van de spieren dus). Het is afgeleid van het Latijn: emovere betekent 'in beweging brengen'. 
Dit handelen is meestal aangeleerd, maar het kan ook afhangen van wat de omgeving goed- of afkeurt.

Slide 9 - Tekstslide

Expressies zijn soms moeilijk te interpreteren. Wat kan een glimlach namelijk allemaal betekenen?

Slide 10 - Open vraag

4. GEVOEL
Vaak worden gevoelens gelijkgeschakeld aan de hele emotie, maar ze zijn dus een aspect. Je merkt gevoelens pas op als er eerst een autonome lichamelijke reactie heeft plaatsgevonden. 
Daarnaast zijn je gevoelens ook afhankelijk van hoe je de omgeving interpreteert of wat je gedachten zijn. Denk maar eens hoe verschillend mensen op een ritje in een achtbaan kunnen reageren. 
Lichamelijke opwinding (verhoogde hartslag), gedachtes door eerdere ervaring, trots na het maken van de rit

Slide 11 - Tekstslide

4. GEVOEL
Gevoel kan overigens ook weer op zichzelf een situatie zijn die een nieuw gevoel uitlokt. 
Zo kun je jezelf angstig maken door de angst die je denkt te gaan voelen (bijvoorbeeld mensen met vliegangst).

Slide 12 - Tekstslide

Samengevat
Emoties worden door 4 aspecten gekenmerkt.
Ze worden uitgelokt door het waarnemen, interpreteren en overdenken van een situatie.
Eenzelfde situatie kan bij verschillende mensen een verschillende emotie teweegbrengen. 
Hoe mensen handelen bij een emotie hangt vooral af van de omgeving en van wat mensen geleerd hebben.

Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk
Maak opdracht 1 tot en met 4 op bladzijdes 91-92-93-94

Slide 14 - Tekstslide