Hoofdstuk 2.5 woorden (voor-achtervoegsels)

timer
10:00
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

boekopdracht 
https://classroom.google.com/h



Slide 2 - Tekstslide

welke (6) regels horen er bij het schrijven van een nieuwsbericht

Slide 3 - Open vraag

Benoem de 5W1H vraag

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Tekstslide

woordenschat woorden

Slide 6 - Tekstslide

aanraden
A
niet weten wat iets is
B
advies geven over iets

Slide 7 - Quizvraag

massaal
A
heel groot, heel veel
B
niet te geloven

Slide 8 - Quizvraag

op je hoede zijn
A
voorzichtig zijn omdat je iets of iemand niet helemaal vertrouwt
B
iemand iets vervelends laten doen of voelen

Slide 9 - Quizvraag

het prooidier
A
dier dat door ander dier wordt gedood of opgegeten
B
dier dat andere dieren doodt en opeet

Slide 10 - Quizvraag

schutkleur
A
kleur die ervoor zorgt dat je in je omgeving niet opvalt
B
zorgen dat je niet opvalt in de omgeving, doordat je op iets anders lijkt

Slide 11 - Quizvraag

stamelen
A
met moeite iets zeggen en steeds stukjes van een zin herhalen
B
zich onhandig met veel lawaai verplaatsen

Slide 12 - Quizvraag

vermoeden
A
denken dat iets NIET zo is, omdat je daar een aanwijzing voor hebt
B
denken dat iets zo is , omdat je daar een aanwijzing voor hebt

Slide 13 - Quizvraag

 
                         Herhalen vorig hoofdstuk: voorvoegsels
Hoofdstuk 1 voorvoegsels

Slide 14 - Tekstslide

boekopdracht 
https://classroom.google.com/h




Slide 15 - Tekstslide

lezen
Lezen in je leesboek
timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Woorden met voorvoegsel

Sommige woorden bestaan uit een kernwoord en een voorvoegsel.

Het voorvoegsel is meestal geen echt woord, maar geeft het kernwoord een andere betekenis.


Bijvoorbeeld:

gebruiken - hergebruiken

Slide 17 - Tekstslide

Veelvoorkomende voorvoegsels
Voorbeeld

a-: niet

anti-: tegen

non-: niet

mis-: verkeerd, fout

wan-: slecht, verkeerd

her-: weer, opnieuw

ex-: niet meer

mini-: heel klein

inter-: tussen 2 of meer gebieden

asociaal

antipthie

non-actief

misdragen

wantoestand

herinrichten

ex-man

minibus

interland

Slide 18 - Tekstslide

Wat is de betekenis van het voorvoegsel ex-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
slecht

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het voorvoegsel mis-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
verkeerd

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het voorvoegsel wan-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
slecht

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het voorvoegsel anti-?

A
zonder
B
opnieuw
C
tegen
D
verkeerd

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het voorvoegsel her-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
niet

Slide 23 - Quizvraag

Welke achtervoegsels komen veel voor?
A
lijk, -heid, -teit, -baar,
B
atie, -aard, -aar, -isch, -ing, -ig
C
eus, -ief, -isme
D
wekkend, -zaam, -rijk

Slide 24 - Quizvraag


niet te betalen
A
wanbetalen
B
onbetaalbaar
C
nonbetalen
D
anti-betalen

Slide 25 - Quizvraag


een aankoop waarover de achteraf niet tevreden was
A
miskoop
B
wankoop
C
herkoop
D
interkoop

Slide 26 - Quizvraag

Betekenis

Door een achtervoegsel verandert de betekenis van een woord.

Kijk dus altijd goed in de zin wat er precies bedoeld wordt.



Het einde van de film is prachtig.

De docent kan eindeloos doorzeuren over mijn punt.


Slide 27 - Tekstslide

Voorbeelden 


werkloos
jongensachtig
betaalbaar
kindje
zangeres
betekenis van achtervoegsel

zonder
 een beetje als...
te..
klein
vrouwelijk



Slide 28 - Tekstslide

 
                         Herhalen vorig hoofdstuk: voorvoegsels
Hoofdstuk 1 voorvoegsels

Slide 29 - Tekstslide

zonder werk

Slide 30 - Open vraag

een beetje als een jongen

Slide 31 - Open vraag

te betalen

Slide 32 - Open vraag

uit te klappen

Slide 33 - Open vraag

kleine auto

Slide 34 - Open vraag

vrouwelijke zanger

Slide 35 - Open vraag

zonder geluid

Slide 36 - Open vraag

een beetje als een kind

Slide 37 - Open vraag

klein kind

Slide 38 - Open vraag

te betalen

Slide 39 - Open vraag

zonder een spoor, verdwenen

Slide 40 - Open vraag

Hoofdstuk 2.7   grammatica
Doel: Je herhaalt de woordsoorten: lidwoord, bijv. nw en zelfst. nw, voorzetsel, werkwoord en telwoord

lezen
herhalen:  achtervoegsel
theorie: woordsoorten 1 en 2
maken: 1 tm 11
afsluiting:
timer
10:00

Slide 41 - Tekstslide

Voorbeelden 
     blijheid
     duidelijk
     afdeling
     aardig
     aansteker
     eigenaar
     aaibaar
     fantastisch

Slide 42 - Tekstslide

Hoofdstuk 2.7 grammatica
Doel van vandaag: Je weet na deze les (weer) wat lidwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, zelfstandige naamwoorden, voorzetsels, werkwoorden en telwoorden zijn.

  • Lezen in je leesboek
  • Herhalen vorige les: achtervoegsels
  • Theorie/uitleg: woordsoorten 1 (blz. 127) en 2 (blz. 128)
  • Werkboek opdracht: 1 tm 11 op je chromebook
  • Afsluiting: quiz digitaal wisbordje

Slide 43 - Tekstslide

achtervoegsel

Slide 44 - Woordweb