Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1
In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Mens & Maatschappij
SO 4.1 & 4.2
Slide 1 - Tekstslide
Paragraaf 4.1
Slide 2 - Tekstslide
Sleepvragen
Slide 3 - Tekstslide
Welke grote verandering vond er plaats rond het jaar 1000? Sleep de letter naar het groene vak.
A
B
C
D
E
Slide 4 - Sleepvraag
Maak de juiste combinaties
1. burger
2. graaf
3. schepen
4. schout
A. bestuurder van een stad.
B. burgemeester
C. edelman
D. inwoner van een stad
1. _______ - 2. _______ - 3. _______ - 4. _______
A
B
C
D
Slide 5 - Sleepvraag
Sleep de twee juiste zinnen naar het groene vak.
A
B
C
D
Slide 6 - Sleepvraag
Open vragen
Slide 7 - Tekstslide
De boeren gingen meer voedsel produceren in de tijd van steden en staten.
Wat was hiervoor de oorzaak? Leg je antwoord uit.
Slide 8 - Open vraag
Welk begrip moet op de open plek?
Wat boeren over hadden van de oogst, gingen ze op de ______________ verkopen.
Slide 9 - Open vraag
Welk begrip moet op de open plek?
Dat wat verkocht kan worden noem je het ___________________.
Slide 10 - Open vraag
Welk begrip moet op de open plek?
Om alles te kunnen verkopen moet er voldoende __________________ zijn naar deze producten.
Slide 11 - Open vraag
Lees bron 1. Welke twee stadsrechten komen erin voor?
Gebruik woorden uit de bron voor je antwoord.
Slide 12 - Open vraag
Meerkeuze vragen
Slide 13 - Tekstslide
Uit welke twee groepen bestonden de eerste stadsbewoners vooral?
A
Ambachtslieden en handelaren
B
Ambtenaren en schoonmakers
C
Boeren en dienstmeisjes
D
Schippers en dokters
Slide 14 - Quizvraag
Juist of onjuist?
Amsterdam ligt aan de rivier de Amstel omdat schepen hier goederen kwamen halen en brengen.
A
juist
B
onjuist
Slide 15 - Quizvraag
Juist of onjuist?
Handelaren reisden het liefst met paard en wagen
A
juist
B
onjuist
Slide 16 - Quizvraag
Juist of onjuist?
Iedereen die het kon betalen, kon burger worden.
A
juist
B
onjuist
Slide 17 - Quizvraag
Juist of onjuist?
Voor de burgerij was een stad met stadsmuren veiliger.
A
juist
B
onjuist
Slide 18 - Quizvraag
Wat moet op de plaats van de puntjes?
De verschillende delen van Nederland rond het jaar 1400 werden ... genoemd.
A
gewesten
B
provincies
Slide 19 - Quizvraag
Wat moet op de plaats van de puntjes?
Door ... loopt nu een landsgrens.
A
Brabant
B
Holland
C
Henegouwen
Slide 20 - Quizvraag
Wat moet op de plaats van de puntjes?
Het grondgebied van Nederland was in die tijd ... dan het grondgebied nu
A
groter
B
kleiner
Slide 21 - Quizvraag
Wat moet op de plaats van de puntjes?
Het gebied dat we nu ... noemen bestond nog niet.
A
Drenthe
B
Flevoland
Slide 22 - Quizvraag
Als je de tijd van toen vergelijkt met de tijd van nu, zijn er verschillen en overeenkomsten. Welke situatie uit het verleden hoort bij een verschil en welke bij een overeenkomst?
Vraag en aanbod bepalen wat er op de markt te koop is.
A
verschil
B
overeenkomst
Slide 23 - Quizvraag
Als je de tijd van toen vergelijkt met de tijd van nu, zijn er verschillen en overeenkomsten. Welke situatie uit het verleden hoort bij een verschil en welke bij een overeenkomst?
Producten worden vooral door ambachtslieden gemaakt.
A
verschil
B
overeenkomst
Slide 24 - Quizvraag
Als je de tijd van toen vergelijkt met de tijd van nu, zijn er verschillen en overeenkomsten. Welke situatie uit het verleden hoort bij een verschil en welke bij een overeenkomst?
Handelaren maken winst door producten te kopen en weer te verkopen.
A
verschil
B
overeenkomst
Slide 25 - Quizvraag
Als je de tijd van toen vergelijkt met de tijd van nu, zijn er verschillen en overeenkomsten. Welke situatie uit het verleden hoort bij een verschil en welke bij een overeenkomst?
Bestuurders van een stad worden betaald door het belastinggeld van de burgers.
A
verschil
B
overeenkomst
Slide 26 - Quizvraag
Paragraaf 4.2
Slide 27 - Tekstslide
Open vragen
Slide 28 - Tekstslide
In de middeleeuwen was er staatsvorming en was er ook in veel staten centralisatie. Leg uit waarom dat logisch is.
Slide 29 - Open vraag
Hiernaast staan gebeurtenissen die leidden tot pogroms onder joden in de 14e eeuw. Zet de nummers van de zinnen in de juiste volgorde.
Slide 30 - Open vraag
Bekijk de bron. Hoe noem je deze strijder?
Slide 31 - Open vraag
Meerkeuze vragen
Slide 32 - Tekstslide
Wat moet op de open plek komen te staan?
In 1095 riep de Paus ____________________ op om de stad te veroveren.
A
christenen
B
moslims
C
Azië
D
Europa
Slide 33 - Quizvraag
Wat betekent staatsvorming?
A
Als een gebied steeds meer als eenheid wordt bestuurd.
B
Als een land nieuwe grenzen krijgt.
C
Als een land uit meerdere staten bestaat
D
Als een provincie een nieuwe naam krijgt.
Slide 34 - Quizvraag
Bekijk bron 1. Waar kwam het geld vandaan voor de bouw van dit paleis?
A
Van boeren
B
Van burgers
C
Van de koning
D
Van edelen
Slide 35 - Quizvraag
Kies het juiste woord.
Als burgers hun mening mogen geven, krijgen ze ...
A
inspraak
B
rechten
Slide 36 - Quizvraag
Kies het juiste woord.
De koning ging vergaderingen organiseren met de adel, de geestelijkheid en de ...
A
boeren
B
burgerij
Slide 37 - Quizvraag
Kies het juiste woord.
In Engeland heette zo'n bijeenkomst het ...
A
statenoverleg
B
parlement
Slide 38 - Quizvraag
Kies het juiste woord.
In Frankrijk werd zo’n vergadering de ... genoemd.
A
Staten Generaal
B
Algemene Vergadering
Slide 39 - Quizvraag
Juist of onjuist
De adel en de geestelijkheid werden op dezelfde manier door de koning behandeld.
A
juist
B
onjuist
Slide 40 - Quizvraag
Juist of onjuist
De burgerij betaalde meer belasting dan de adel en de geestelijkheid
A
juist
B
onjuist
Slide 41 - Quizvraag
Juist of onjuist
De burgers mochten niet meepraten over het beginnen van een oorlog.
A
juist
B
onjuist
Slide 42 - Quizvraag
Juist of onjuist
De macht van de koning werd minder toen de burgers ook hun mening mochten geven.
A
juist
B
onjuist
Slide 43 - Quizvraag
Waarom vonden de machtige koningen van Engeland en Frankrijk het goed dat de burgers mee gingen denken over te nemen beslissingen?
A
Ze vonden dat burgers goede ideeën hadden.
B
Ze waren bang dat burgers anders hun belastinggeld niet zouden betalen.
C
Ze wilden dat burgers belangrijker werden dan adel en geestelijken.
D
Ze wisten dat burgers ook graag mee wilden vechten in oorlogen.
Slide 44 - Quizvraag
Hoe komt het dat de kerk zoveel macht had over de bevolking in de middeleeuwen?
A
De kerken en kathedralen dienden als schuilplaats voor daklozen.
B
Het leven op aarde was belangrijker dan het leven na de dood in de hemel.
C
Koningen waren ongelovig waardoor de mensen de kerk meer vertrouwden.
D
Mensen waren bang om in de hel te komen en waren dus gehoorzaam aan de kerk.
Slide 45 - Quizvraag
Wat moet op de open plek komen te staan?
Jeruzalem was in de 11e eeuw in het bezit van _____________________
A
christenen
B
moslims
C
Azië
D
Europa
Slide 46 - Quizvraag
Wat moet op de open plek komen te staan?
Iedereen die mee zou helpen zou daarna in de ________________ komen.
A
de Arabische wereld
B
hel
C
hemel
D
Europa
Slide 47 - Quizvraag
Wat moet op de open plek komen te staan?
Deze reizen van gewapende mensen noemen we ___________________
A
oorlogspaden
B
hel
C
kruistochten
D
de Arabische wereld
Slide 48 - Quizvraag
Wat moet op de open plek komen te staan?
De ___________________________ wisten de strijd te winnen
A
moslims
B
christenen
C
kruistochten
D
de Arabische wereld
Slide 49 - Quizvraag
Wat moet op de open plek komen te staan?
Doordat er handel ontstond maakten mensen in _________________ kennis met producten uit ______________________ zoals katoen en suiker.