Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Flexles grammatica opfrissen klas 3 (zinnen bedenken / verschillende zinsdelen en samenstellingen)
Grammatica
Les 10: creëren van zinnen (zinsdelen)
1 / 41
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
In deze les zitten
41 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
2 videos
.
Lesduur is:
60 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Grammatica
Les 10: creëren van zinnen (zinsdelen)
Slide 1 - Tekstslide
Deze les ga je....
... oefenen met
zelf zinnen maken
met daarin een aantal gegeven zinsdelen.
Slide 2 - Tekstslide
Uitleg
Op de volgende slides volgt de uitleg over de manier waarop je zelf zinnen kunt maken.
We bespreken deze slides
voordat
je aan de opdrachten begint.
Slide 3 - Tekstslide
Zelf zinnen maken
Stel je voor dat je deze opdracht krijgt:
Maak een zin met daarin:
een werkwoordelijk gezegde, één onderwerp, één lijdend voorwerp, één meewerkend voorwerp.
De zin mag
niet meer dan bovengenoemde zinsdelen
bevatten.
Hoe pak je deze opdracht aan?
Lees de uitleg op de volgende slides om het antwoord op deze vraag te ontdekken.
Slide 4 - Tekstslide
Hoe maak je zelf zinnen?
Denk aan de zinsdelen die het belangrijkste werkwoord bij zich kan hebben in de zin.
vergeten
1.
iemand vergeet
=onderwerp
2.
iets wordt vergeten
= lijdend voorwerp
Valentie van twee.
Iemand (1)
vergeet
iets (2).
geven
1.
iemand geeft
onderwerp
2.
iets wordt gegeven
lijdend voorwerp
3.
aan iemand wordt gegeven
meewerkend voorwerp
Valentie van drie
.
Iemand/iets
geeft
iets
aan
iemand/iets.
Slide 5 - Tekstslide
Hoe maak je zelf zinnen?
Denk ook aan de
rollen
die de zinsdelen hebben en
de
vraagwoorden
die je bij de zinsdelen kunt stellen.
wg
wat het ow
doet
ng
wat het ow i
s
onderwerp
iemand of iets
(wie of wat) die iets doet of iets is
lijdend voorwerp
iemand of iets
ondergaat iets
(wat of wie)
meewerkend voorwerp
ontvanger
(aan wie/voor wie)
* In de taalwetenschap noemt men dit 'semantische rollen'. Ow = agens, lv = patiens, mv = recipiens.
** Dit hoef je verder niet te weten voor de toets. Extra info vanuit de taalwetenschap.
Slide 6 - Tekstslide
Hoe maak je zelf zinnen?
Dus als er ...
een onderwerp in de zin moet voorkomen ...
... moet er een zinsdeel zijn dat iets doet of iets is (
agens
).
een lijdend voorwerp in de zin moet voorkomen ...
...
moet er een zinsdeel zijn dat iets ondergaat en zelf niets doet (
patiens
).
een meewerkend voorwerp in de zin moet voorkomen ...
... moet er een zinsdeel zijn dat iets
ontvangt, dus een ontvanger (
recipiens
).
Slide 7 - Tekstslide
Hoe maak je zelf zinnen?
Terug naar de opdracht:
Maak een zin met: één ww gezegde, één onderwerp, één lijdend voorwerp, één meewerkend voorwerp.
Wat betekent dit?
Je moet een werkwoord kiezen dat deze zinsdelen bij zich kan hebben.
Kun je voor het werkwoord 'praten' kiezen?
Nee!
iemand kan praten
(onderwerp) over iets... = valentie = 2.
Slide 8 - Tekstslide
Hoe maak je zelf zinnen?
Terug naar de opdracht:
Maak een zin met daarin: een werkwoordelijk gezegde, één onderwerp, één lijdend voorwerp, één meewerkend voorwerp.
Wat betekent dit?
Je moet dus een werkwoord kiezen dat al deze zinsdelen bij zich kan hebben.
Kun je voor het werkwoord 'geven' kiezen?
Ja -->
iemand kan geven
(onderwerp)
je kunt iets geven
(lijdend voorwerp)
je kunt aan iemand iets geven
(meewerkend voorwerp)
Slide 9 - Tekstslide
Hoe maak je zelf zinnen?
Terug naar de opdracht:
Maak een zin met daarin: een werkwoordelijk gezegde, één onderwerp, één lijdend voorwerp, één meewerkend voorwerp.
De docent gaf een proefwerk aan zijn vervanger.
gaf
wwg -wat het ow doet
de docent
ow -
doet iets (wie)
een proefwerk
lv - ondergaat iets (wat)
aan zijn vervanger
mvw - ontvanger (aan wie)
Slide 10 - Tekstslide
Aan de slag!
Nu jij!
Op de volgende slides volgen de opdrachten.
Slide 11 - Tekstslide
Maak een zin met:
een werkwoordelijk gezegde, een onderwerp en een lijdend voorwerp
Slide 12 - Open vraag
Maak een zin met:
een werkwoordelijk gezegde, een onderwerp, een lijdend voorwerp en een meewerkend voorwerp
Slide 13 - Open vraag
Let op!
In de volgende zin mag
geen onderwerp
voorkomen!
Weet je nog
welke zinnen geen onderwerp hebben?
Slide 14 - Tekstslide
Zinnen die in de gebiedende wijs staan!
Slide 15 - Tekstslide
Maak een zin met:
een werkwoordelijk gezegde en een lijdend voorwerp (geen onderwerp dus!).
Slide 16 - Open vraag
Let op! Nog een!
In de volgende zin mag weer
geen onderwerp
voorkomen!
Weet je nog
welke zinnen geen onderwerp hebben?
Zinnen die in de gebiedende wijs staan.
Slide 17 - Tekstslide
Maak een zin met:
een werkwoordelijk gezegde, een lijdend voorwerp (geen onderwerp dus!).
Slide 18 - Open vraag
En de laatste zonder onderwerp ...
In de volgende zin mag
geen onderwerp
voorkomen!
Weet je nog
welke zinnen geen onderwerp hebben
?
Zinnen die in de gebiedende wijs staan.
Slide 19 - Tekstslide
Maak een zin met:
een werkwoordelijk gezegde (geen onderwerp dus!).
Slide 20 - Open vraag
Bedenk een zin bij deze afbeelding. Je moet deze zinsdelen gebruiken: pv, ond, wwg, lv en mv.
Slide 21 - Tekstslide
mijn zin:
Slide 22 - Open vraag
Maak een zin bij deze afbeelding met daarin:
een onderwerp, wg, een lijdend voorwerp en twee bijwoordelijke bepalingen.
Slide 23 - Tekstslide
Mijn zin bij de vorige afbeelding =
Slide 24 - Open vraag
Maak een zin bij deze afbeelding met daarin:
een onderwerp, ng en een bijwoordelijke bepaling.
Slide 25 - Tekstslide
Mijn zin bij de vorige afbeelding =
Slide 26 - Open vraag
Zinsontleding
De vrouw / gaat / de boodschappen / betalen / aan de kassamedewerker.
Pv = gaat
Ond = de vrouw
Wwg = gaat betalen
Lv = de boodschappen
Mv = aan de kassamederwerker
Slide 27 - Tekstslide
Wat vind je nog lastig bij zinsontleding?
Slide 28 - Open vraag
Einde van deze les
Vragen?
Slide 29 - Tekstslide
Samengestelde zinnen...
Wat weet je nog?
Slide 30 - Open vraag
enkelvoudige zinnen vs samengestelde zinnen!
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Video
Bedenk een samengestelde zin met twee hoofdzinnen bij dit plaatje
Slide 33 - Tekstslide
plaats hier de zin
Slide 34 - Open vraag
Bedenk een samengestelde zin bij deze foto met daarin een hoofdzin en een bijzin
Slide 35 - Tekstslide
plaats hier je zin
Slide 36 - Open vraag
Maak een samengestelde zin, met daarin eerst een bijzin en dan de hoofdzin. Gebruik het voegwoord 'omdat'.
Slide 37 - Tekstslide
plaats hier je zin
Slide 38 - Open vraag
Slide 39 - Video
hoofdzinnen & bijzinnen
Hoe ze samen in een grote zin zitten, bepaalt:
- onderschikking
- nevenschikking
Slide 40 - Tekstslide
In de methodesite: Formuleren, par 1: (herhaling ath 2)
Opdracht 5 en 6
Slide 41 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
GR les 10: zelf zinnen maken
Maart 2020
- Les met
19 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
GR les 10: zelf zinnen maken deel 1
April 2020
- Les met
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Grammatica les 6: zinnen bedenken (herhaling) V1g
Mei 2022
- Les met
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Grammatica les 10 : zinnen bedenken (onderdeel III toets)
April 2020
- Les met
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
GR les 6: Zinnen maken
Januari 2022
- Les met
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
les 12/10
Maart 2024
- Les met
13 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
les 12/10
Oktober 2023
- Les met
13 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
*Deel 2 herhaling grammatica zinsdelen, havo2
Maart 2021
- Les met
32 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1