1. Zoek het lijdend voorwerp in de actieve zin.
John bought many houses.
Zet voorop in de nieuwe zin.
Many houses ...
2.Zoek het werkwoordelijk gezegde = persoonsvorm + andere werkwoorden.
bought
3.Bepaal de tijd van het werkwoordelijk gezegde uit de actieve zin.
bought = past simple
bought >>>>> were (many houses = meervoud) bought
4.Herschrijf de zin (laat eventueel het onderwerp uit de oorspronkelijke zin weg).
Many houses were bought (by John).