Kapitel 4 Mecklenburg-Vorpommern VMBO BK Stunde 4 Klasse 4

Kapitel 4, Mecklenburg-Vorpommern!
Klasse 4 BK
Deutsch
Na Klar! VMBO BK

WLJ/FIK
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Kapitel 4, Mecklenburg-Vorpommern!
Klasse 4 BK
Deutsch
Na Klar! VMBO BK

WLJ/FIK

Slide 1 - Tekstslide

Zinsontleding
Leerdoelen:

- Ik kan de naamval van een zinsdeel bepalen door de zin te ontleden.
- Ik kan de naamval bepalen door de zinsdelen te vervangen.

Slide 2 - Tekstslide

Welke vraag stel ik als ik het onderwerp zoek?

Slide 3 - Open vraag

Onderwerp
  • WIE of WAT + gezegde
  • WIE of WAT doet er wat?
Voorbeeld:      Mevrouw de Weerd legt de opdracht uit.
  • WIE of WAT + gezegde => wie of wat legt uit => Mevrouw de Weerd
  • WIE of WAT doet er wat? => Mevrouw de Weerd   doet wat, namelijk de opdracht uitleggen

Slide 4 - Tekstslide

onderwerp
Ik zou het onderwerp kunnen vervangen door HIJ.

Mevrouw de Weerd   legt de opdracht uit.
Hij   legt de opdracht uit.

De zin blijft correct.

Slide 5 - Tekstslide

Welke vraag stel ik als ik het lijdend voorwerp zoek?

Slide 6 - Open vraag

Lijdend voorwerp
  • WAT + gezegde + onderwerp

Voorbeeld: Mevrouw de Weerd   legt de opdracht uit.
  • WAT legt mevrouw de Weerd  uit?  => de opdracht

Je kan het lijdend voorwerp ook vervangen door HEM
Mevrouw de Weerd legt HEM uit.    De zin blijft correct.

Slide 7 - Tekstslide

hij/hem-regel
hij
= 1e  naamval
= onderwerp     bovenste rij (zwart)

hem
= 4e  naamval
= lijdend voorwerp      onderste rij (rood)

Slide 8 - Tekstslide

Welke bewering klopt?
Fritz kauft ein Buch
A
Fritz is onderwerp
B
Fritz is lijdend voorwerp
C
Fritz is meewerkend voorwerp
D
Fritz is weg

Slide 9 - Quizvraag

Welke bewering klopt?
Fritz kauft ein Buch.
A
Hem koopt een boek -> lijdend voorwerp
B
Fritz is weg
C
Fritz is meewerkend voorwerp
D
Hij koopt een boek -> onderwerp

Slide 10 - Quizvraag

Hij / hem regel
Je vraagt je dus steeds af: kan ik het stukje van de zin vervangen door HIJ of door HEM?




Slide 11 - Tekstslide

Der Junge liest ein Buch.
Wat is hier het onderwerp?

Slide 12 - Open vraag

Der Junge liest ein Buch.
  • onderwerp => wie of wat + gezegde
Wie of wat liest? => Der Junge
  • onderwerp => wie of wat doet er wat
Wie doet er wat? => Der Junge
  • Wat kan ik vervangen door HIJ
Hij liest ein Buch. => Der Junge

Slide 13 - Tekstslide

Der Junge liest ein Buch.
Wat is hier het lijdend voorwerp?

Slide 14 - Open vraag

Der Junge liest ein Buch.
  • lijdend voorwerp => wat + gezegde + onderwerp
Wat liest der Junge? => ein Buch

  • Wat kan ik vervangen door HEM
Der Junge liest hem. => ein Buch

Slide 15 - Tekstslide

Seite 75
in je boek

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Kapitel 4, Mecklenburg-Vorpommern!
-Hausaufgaben korrigieren
-Grammatik üben
-Hausaufgaben machen

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Kapitel 4, Mecklenburg-Vorpommern!
Ga aan het werk met opgave 8,9,11,12,13 van Lektion 2, Kapitel 4.
Probeer de opgaven zo goed mogelijk door te lezen! Begrijp je de Duitse zin niet, vertaal deze dan of vraag aan mij!
Eerste 10 minuten in stilte, daarna mag je rustig overleggen.
Muziek luisteren= prima. 

Slide 26 - Tekstslide