In deze les zitten 48 slides, met tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Welcome Year 2!
Slide 1 - Tekstslide
Today
- Lesson 4: Reading
- Practice Reading 1,2,3,4,5,6,12
p.103-110
- vocabulary Lesson 4: p. 128
Slide 2 - Tekstslide
Soort vragen
meerkeuzevragen
open vragen
gatenteksten
juist/onjuist vragen
zoekvragen
woordenboekgebruik
linking words
adviezen
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
Meerkeuze vragen
Kijk naar de titel, inleiding, naam van de schrijver etc.
Wat weet je al van het onderwerp?
Bekijk de vragen die bij de tekst horen.
Skim en scan de tekst.
Probeer lastige woorden te begrijpen via de context.
Lees de vraag en de bijbehorende alinea.
Slide 6 - Tekstslide
Meerkeuze vragen
Let op de eerste en laatste zin van de alinea. ( vaak de hoofdgedachte).
Let op signaalwoorden, zoals but, however, and etc.
Wat is je eigen antwoord?
Kies het antwoord wat het dichtste bij je eigen antwoord ligt.
Onderstreep het gedeelte dat overeenkomt met jouw gekozen antwoord.
Komt het onderstreepte tekstgedeelte overeen met je antwoord?
7. Als je het antwoord niet weet, streep foute antwoorden weg.
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
oefenen
Oefen oude examenteksten
bekijk de tips in je boek
maak dan de opdrachten die horen bij
MC vragen
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Today
- Continue unit 3
- Newsround summary
- Lesson 4: Reading
- Practice Reading 1,2,3,4,5,6,12
p.103-110
- vocabulary Lesson 4
- grammar lesson 4: 7,8,10,11
Slide 11 - Tekstslide
www.bbc.co.uk
Slide 12 - Link
Goals
At the end of this lesson...
I know how to use can/could, be allowed to, be able to
Slide 13 - Tekstslide
Grammar!
Can/Can't/Could/Couldn't
Be allowed to / Be able to
Slide 14 - Tekstslide
Today
- Check homework
Afmaken: p.103-110 -> 1 t/m 8,10,11
- work on lesson 5 writing
p.113-118: 1,2,5,6,7,8
- Discuss test
- Clip: write down the grammar.
- Study: vocabulary Lesson 4
Slide 15 - Tekstslide
Can, could, to be able to, to be allowed to
'Gebruik je om aan te geven dat iets kan of mag.'
Ik behandel ze 1 voor 1.
Zorg dat je een aantekening maakt!
Slide 16 - Tekstslide
Can: When & How to use?
betekent 'kunnen'
Ex: I can play the guitar well. --> Ik kan goed gitaar spelen
OF
betekent 'mogen'
Ex: You can borrow my coat. --> Je mag mijn jas lenen
--> Je gebruikt 'can' alleen in de Present Simple
Slide 17 - Tekstslide
Could: When & How to use?
betekent 'zou kunnen'
Ex: It could be a problem --> Het zou een probleem kunnen zijn.
OF
betekent 'verleden tijd van can'
Ex: I couldn't finish it. --> Ik kon het niet afmaken
--> Je gebruikt 'could' alleen in de present simple of past simple
Slide 18 - Tekstslide
Could: When & How to use?
betekent 'beleefd vragen om hulp/toestemming'
Could you open the window? --> Zou u het raam kunnen openen?
Slide 19 - Tekstslide
To be able to: When & How to use?
betekent 'kunnen/in staat zijn'
- I won't be able to go tomorrow. --> Ik kan morgen niet gaan.
- She should be able to help you --> Zij zou je kunnen helpen.
LET OP! Je gebruikt 'to be able to' vooral als 'can' of 'could' niet kan. Ook in combinatie met 'have, has, shall & should'
Slide 20 - Tekstslide
To be allowed to: When & How to use?
betekent 'mogen/toestemming hebben'
- Are you allowed to stay up late? --> Mag jij tot laat opblijven?
- I am allowed to go home alone. --> Ik mag alleen naar huis gaan.
Slide 21 - Tekstslide
test-english.com
Slide 22 - Link
Today
- Check homework
Afmaken: p.103-110 -> 1 t/m 8,10,11
- work on lesson 5 writing
p.113-118: 1,2,3,5,6,7,8
- Freaky eaters
- Study: vocabulary Lesson 5
Slide 23 - Tekstslide
HAVE TO, MUST & SHOULD
Check exercise 3 (Unit 3, Lesson 5, p.116)
Match each verb to the correct meaning.
timer
1:00
Slide 24 - Tekstslide
SHOULD
Should
Als iets 'zou moeten'; vaak gebruikt voor advies.
You should finish your chores before you go out.
Dad should spend more time with us.
Slide 25 - Tekstslide
MUST
Must
Als iets heel belangrijk is, formeel.
You must take your medicine.
Als iets niet anders kan zijn. Het moet wel zo zijn.
Mum must be tired, she's been working all day
Slide 26 - Tekstslide
HAVE TO / HAS TO
Have to / has to
Als iets noodzakelijk is of moet, informeel.
I have to help my mum make the beds.
She has to do her chores
Slide 27 - Tekstslide
HAVE TO, MUST & SHOULD
Check exercise 3 (Unit 3, Lesson 5, p.116)
Match each verb to the correct meaning.
timer
1:00
Slide 28 - Tekstslide
Welcome Year 2!
Slide 29 - Tekstslide
Goals
At the end of this lesson...
I know how to use present perfect.
Slide 30 - Tekstslide
Today
- Recap grammar: Present Perfect lesson 2
Finished? work on lesson 5 writing
p.113-118: 1,2,3,5,6,7,8
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Today
- Who has been sent out of the classroom the most this school year?
- Who has never forgotten his / her homework.
- Which students have gotten a 10 this year?
Slide 33 - Tekstslide
Present Perfect:
- Everybody gets paper.
- Take notes during the explanation!
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Tekstslide
Slide 38 - Tekstslide
Slide 39 - Tekstslide
Slide 40 - Tekstslide
Present Perfect:
- Work on handout
- Use your notes!
- Hand in your work when
you havefinishedit.
- work on lesson 5 writing
p.113-118: 1,2,3,5,6,7,8
Slide 41 - Tekstslide
Slide 42 - Video
Present Perfect:
- Work on handout
- Use your notes!
- Hand in your work when
you havefinishedit.
- Writing assignment
- work on lesson 5 writing
p.113-118: 1,2,3,5,6,7,8
Slide 43 - Tekstslide
Present Perfect:
Schrijf in totaal 15 zinnen in de present perfect. gebruik de onderstaande woorden in de zin. Iedere zin moet een ander werkwoord hebben. Maak iedere zin positief, negatief en vragend.
1. Already
2. For
3. Since
4. ever
5. Once
Slide 44 - Tekstslide
Welcome Year 2!
Slide 45 - Tekstslide
Today
- Test: 4 april
- Finish lesson 6
- Finish the Present Perfect exercise
- Mind the tenses
- Quizlet (words Unit 3) ??
Slide 46 - Tekstslide
Present Perfect:
Schrijf in totaal 15 zinnen in de present perfect. gebruik de onderstaande woorden in de zin. Iedere zin moet een ander werkwoord hebben. Maak iedere zin positief, negatief en vragend.