Present simple/continuous en bezittelijke voornaamwoorden

theme 4 : after school
Theme 4

After School
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

theme 4 : after school
Theme 4

After School

Slide 1 - Tekstslide

Disaster 
Pay
Serve
Create
Earn
Enjoyable
Ramp
Bedienen
Verdienen
Loon
Plezierig
Maken

Slide 2 - Sleepvraag

you should ________ to Cameron (je excuses aanbieden).
A
complain
B
apologise
C
prepare
D
create

Slide 3 - Quizvraag

Please put your papers on this ____ (stapel).

Slide 4 - Open vraag

Even a small dog can make a lot of ____ (herrie, lawaai).

Slide 5 - Open vraag

Present simple

Tegenwoordige tijd om feiten, gewoonten en regelmatige gebeurtenissen aan te geven

Signaalwoorden: always, ever, every day, often, sometimes, usually, never
Present continuous

Tegenwoordige tijd om te zeggen dat iets nu aan de gang is of om irritatie aan te geven. 

am/are/is + het hele werkwoord + -ing 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

I ....... Netflix every day
A
watch
B
am watching

Slide 11 - Quizvraag



Listen! The birds ___ a song!
A
sing
B
singing
C
are sing
D
are singing

Slide 12 - Quizvraag

I usually take a shower after work.
A
Present continuous
B
Present simple

Slide 13 - Quizvraag

My brother never ......... his room
A
cleaning
B
is cleaning
C
cleans
D
clean

Slide 14 - Quizvraag

We.......... to the club right now.
A
go
B
are going

Slide 15 - Quizvraag

She is always complaining about the weather.
A
Present simple
B
Present continuous

Slide 16 - Quizvraag

They are feeding the tigers
A
Present continuous
B
Present simple

Slide 17 - Quizvraag

Look! Your dog ......... down the street.
A
walks
B
walking
C
is walking

Slide 18 - Quizvraag

I ...... the bus every Monday.
A
am taking
B
take

Slide 19 - Quizvraag

Lisa is not home, she ............. money for the local animal shelter.
A
is raising
B
raise
C
raises

Slide 20 - Quizvraag

Shhhhh! Be quiet! John (sleep)

Slide 21 - Open vraag

Sarah (brush) her teeth every day.

Slide 22 - Open vraag

I ….. (wear) a hat today because the sun is very strong.

Slide 23 - Open vraag

Possessive pronouns
Je kunt op twee manieren zeggen dat iets van iemand is:
Dit is mijn fiets, dat is jouw fiets.
Deze fiets is van mij / de mijne. Die fiets is van jou / de jouwe.

In het Engels ziet dit er zo uit:
This is my bike, that is your bike.
This bike is mine. That bike is yours.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide